2009/089

Rapport

Verzoekers zijn eigenaar van een fitnesscentrum in een dorpskern, waar ook de gemeentelijke sporthal staat. De exploitatie en het beheer van die hal en het gemeentelijk zwembad is overgedragen aan een b.v. via een overeenkomst, op grond waarvan de gemeente onder meer verplicht is bij te dragen aan eventuele exploitatietekorten. Naar aanleiding van de aankondiging van de b.v. om in de hal per 1 januari 2006 een fitnesscentrum te starten wendden verzoekers zich tot het college van b&w en de gemeenteraad, omdat huns inziens sprake was van oneerlijke concurrentie en het college in verband met een krediet voor een verbouwing van de hal al had verklaard dat de hal niet mocht worden gebruikt voor fitnessactiviteiten.

Het college stelde zich op het standpunt dat multifunctionele centra met een sociaal maatschappelijke functie in het algemeen een exploitatietekort hebben en dat een gemeente ook die functie heeft, maar tevens de taak om de beschikbare financiële middelen doelmatig te besteden. Een verbreding van het sportaanbod sloot daar bij aan, en volgens het college was het contractueel ook niet mogelijk de vestiging van een fitnesscentrum in de hal tegen te houden. Een onderzoek in opdracht van de gemeenteraad naar een mogelijke concurrentievervalsing leidde in oktober 2006 tot een accountantsrapport waaruit bleek dat het risico van de b.v. voor het opstarten van het fitnesscentrum was gedekt uit de voorziening voor exploitatietekorten. Het college achtte dat onacceptabel en in strijd met de voorwaarden. Uit nader onderzoek bleek voorts dat bij faillissement van de b.v. de exploitatiesubsidie voor het zwembad in de boedel zou vallen.

Verzoekers klagen erover, dat het college onvoldoende heeft toegezien op de naleving van de voorwaarden in de overeenkomst met de b.v., als gevolg waarvan hun fitnesscentrum oneigenlijke concurrentie heeft ondervonden.

De Nationale ombudsman overwoog dat in de omstandigheden van dit geval het college de b.v. de vestiging van een fitnesscentrum heeft kunnen toestaan. Het college moet zich daarbij hebben gerealiseerd dat de omzet van een centrum in de hal een afname van de omzet van verzoekers zou betekenen. Een overheidsinstantie heeft de zorg voor het publieke belang en de uitvoering van publieke taken. Het is mogelijk dat het taken of diensten betreft die ook door particulieren worden verricht, maar een overheidsinstantie dient er dan voor te waken dat met door de burger opgebrachte middelen activiteiten te ontwikkelen of eigen bedrijven te steunen, die daardoor worden bevoordeeld boven ondernemers die dergelijke steun moeten missen. In dit geval is het college tekort geschoten door pas laat, in oktober 2006, tot een onderzoek over te gaan en niet eerst, nog vóór de start van het fitnesscentrum', duidelijkheid te verkrijgen over de financiële risico's en de mogelijkheid van een oneigenlijke bevoordeling ten opzichte van andere ondernemers.

De Nationale ombudsman achtte de klacht over het college gegrond wegens strijd met het redelijkheidsvereiste.

Instantie: Gemeente Berkelland

Klacht:

Onvoldoende toegezien op naleving van voorwaarden die zijn verbonden aan een overeenkomst van de gemeente met de exploitant van een door verzoekers financieel ondersteund sportcomplex.

Oordeel:

Gegrond