Verzoeker ontving van het UWV zowel een WW- als een WAO-uitkering. In januari 2008 werd verzoeker 65 jaar en om die reden eindigde zijn uitkering per die maand januari. Verzoeker had over beide uitkeringen recht op vakantiegeld.
Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat het UWV zijn vakantiegeld over zijn WW-uitkering reeds in december 2007 uitbetaalde tegelijk met het vakantiegeld over zijn WAO-uitkering, terwijl het vakantiegeld over de WW-uitkering pas in januari 2008 uitbetaald had moeten worden.
Uit onderzoek door de Nationale ombudsman bleek dat het computersysteem van het UWV het niet mogelijk maakte bij de samenloop van twee uitkeringen het vakantiegeld apart uit te betalen. Het vakantiegeld over de WAO-uitkering diende in verzoekers geval in december 2007 uitbetaald te worden, omdat de laatste reguliere WAO-betaling in december 2007 plaatsvond. Het vakantiegeld over de WW-uitkering had echter in januari 2008 moeten plaatsvinden, omdat de laatste reguliere WW-betaling ook pas in januari 2008 plaatsvond. Dit moment van uitbetaling van vakantiegeld is in de Werkloosheidswet neergelegd. Het bleek echter dat het UWV het vakantiegeld over de WW-uitkering in verzoekers geval niet conform de wet kon uitbetalen. Het computersysteem maakte dit niet mogelijk.
Hiermee had het UWV in strijd gehandeld met het vereiste van rechtszekerheid. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman deed het UWV de aanbeveling om het vakantiegeld conform de geldende wet- en regelgeving uit te keren.
