Verzoeker moest een Educatieve maatregel Alcohol en verkeer (EMA) volgen en moest de kosten hiervan binnen tien weken aan het CBR betalen, tenzij hij in aanmerking zou komen voor een betalingsregeling. Hij verzocht om zo'n betalingsregeling, maar zijn verzoek werd afgewezen. Als reden werd genoemd op grond van de stukken die hij had toegestuurd geen betalingsregeling werd getroffen. Verzoeker schreef aan het CBR dat hij het niet met de afwijzing eens was en dat het CBR de reden van de afwijzing verder uit moest leggen. Het CBR liet hem weten dat de afwijzing was gebaseerd op de verhouding tussen zijn inkomen en de vaste lasten. Een verder motivering vond het CBR niet nodig.
Verzoeker klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat het CBR zijn verzoek om een betalingsregeling te treffen heeft afgewezen en daarvoor geen motivering heeft gegeven.
De Nationale ombudsman vond het niet juist dat het CBR voor verzoeker niet duidelijk had gemaakt welke manier van berekenen bij de beoordeling van een verzoek om een betalingsregeling wordt gehanteerd. Bovendien had het CBR verzoeker niet de kans geboden om nader bewijs over zijn kosten te leveren. Dat is des te erger omdat ook nog bleek dat de berekening van het CBR achteraf onjuist was en verzoeker wel voor een betalingsregeling in aanmerking had moeten komen.
De Nationale ombudsman achtte de gedraging in strijd met het beginsel van fair play.
De Nationale ombudsman beveelt het CBR aan om de manier waarop de beoordeling van een verzoek om een betalingsregeling voor een EMA plaatsvindt beter bekend te maken en in ieder individueel geval ook de berekening duidelijk te maken. Verder beveelt de Nationale ombudsman het CBR aan met verzoeker te bekijken of hij schade heeft geleden en die schade aan hem te vergoeden.