2009/014

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de hem door de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland aangewezen gezinsvoogdes geen goede invulling heeft gegeven aan haar taken. Verzoeker klaagt er met name over dat deze gezinsvoogdes onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de beschikking van de rechtbank van 2 december 2005, waarin zijn verzoek om vaststelling van een omgangsregeling met zijn kinderen werd afgewezen, maar waarin de rechtbank oordeelde dat in het kader van de lopende ondertoezichtstelling diende te worden bezien of de omgang kon worden vlotgetrokken.

Uit het dossier komt een beeld naar voren van een gezinsvoogdes, die actief steeds geprobeerd heeft haar taken als gezinsvoogdes goed uit te oefenen, maar daarbij de weerstand van de moeder tegen de ondertoezichtstelling en omgangsregeling moest zien te overwinnen. Uiteindelijk wist zij na zes maanden niet zozeer een vertrouwensband met de moeder op te bouwen, maar wel een zekere werkrelatie. Ook is gebleken dat Bureau Jeugdzorg kort na de beschikking intern overleg heeft gehad om te bepalen op welke wijze uitvoering zou moeten worden gegeven aan de door de rechtbank opgedragen taak. Omdat er geen omgangsregeling was vastgesteld achtte ook Bureau Jeugdzorg het niet in het belang van de kinderen om zoals de vader dat wenste, omgang op dat moment in welke vorm dan ook af te dwingen. Wel was het van belang om op termijn de negatieve beeldvorming over de vader bij de kinderen te nuanceren en te verbeteren. Hiervoor was het nodig eerst een samenwerkingsrelatie met de moeder op te bouwen. Om dit te kunnen bereiken moest eerst de situatie gestabiliseerd zijn en dat kostte tijd. Het starten van verder onderzoek was op dat moment niet gewenst. Beide ouders werden hiervan op de hoogte gesteld. De Nationale ombudsman oordeelde daarom dat er geen sprake was van onvoldoende daadkrachtig en voortvarend optreden van de gezinsvoogdes.

Verzoeker klaagde er ook over dat de directeur van Bureau Jeugdzorg zonder nadere motivering het oordeel van de klachtencommissie om alle 18 klachten ongegrond te verklaren, had overgenomen. De Nationale ombudsman was van mening dat de klachtencommissie zich ten aanzien van deze omvangrijke en gecompliceerde klachten had ingespannen om de klachten zo zorgvuldig mogelijk te behandelen en te beoordelen. Het oordeel is zodanig opgesteld dat daarin een goed beeld wordt geschetst van de achtergrondsituatie en hoe per klachtonderdeel is geoordeeld. De Nationale ombudsman is van mening dat de ongegrond verklaring per klacht inhoudelijk terecht is geweest. Dit kwam bij de beoordeling van verzoekers klachten over de opstelling van de gezinsvoogdes al aan de orde. Inhoudelijk komt hij daarom niet tot een ander oordeel. Dit neemt echter niet weg dat de motivering van de ongegrond verklaring van de klachten niet op alle klachtonderdelen logisch is noch wordt gedragen door een voor verzoeker kenbare motivering. Om die reden had de directeur het oordeel niet zonder nadere motivering mogen overnemen.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland te Den Haag

Klacht:

Gezinsvoogdes niet goed gefunctioneerd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland te Den Haag

Klacht:

Door directeur oordeel van de klachtencommissie overgenomen.

Oordeel:

Gegrond