2009/007

Rapport

In 1990 werd X door het Gerechtshof te Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van voorarrest. In november 1994 keerde X niet terug van een onbegeleid transport naar het ziekenhuis en was nadien gedurende lange tijd op vrije voeten. Pas in februari 2007 zou hij zijn gevangenisstraf verder ondergaan. In september 2004 diende zijn vrouw voor hem een gratieverzoek in bij de Dienst Justis. Aan X werd in 2007 door het Ministerie van Justitie diverse malen een verschillende datum genoemd waarop hij in vrijheid zou worden gesteld.

De vrouw van X klaagde erover dat de Dienst Justis van het Ministerie van Justitie onvoldoende voortvarend een beslissing had genomen op het gratieverzoek dat zij namens haar echtgenoot X had ingediend. Zij klaagde er verder over dat het Ministerie van Justitie verwarrende en onjuiste informatie had verstrekt over de duur van de nog door haar echtgenoot X uit te zitten gevangenisstraf.

De Nationale ombudsman oordeelde dat de minister van Justitie, door een periode van 33 maanden nodig te hebben om een definitieve beslissing te nemen op het gratieverzoek van X, had gehandeld in strijd met het vereiste van voortvarendheid. De Nationale ombudsman oordeelde verder dat de minister van Justitie, doordat op drie verschillende data door drie verschillende ketenpartners aan verzoekster en X onjuiste informatie was verstrekt omtrent de duur van de nog door X uit te zitten straf, had gehandeld in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De Nationale ombudsman achtte beide gedragingen daarom niet behoorlijk.

De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van de maatregelen die de minister van Justitie naar aanleiding van de klacht heeft genomen.

Instantie: Dienst Justis van het Ministerie van Justitie

Klacht:

Onvoldoende voortvarend een beslissing genomen op het gratieverzoek namens echtgenoot; verwarrende en onjuiste informatie verstrekt over duur gevangenisstraf.

Oordeel:

Gegrond