2008/254

Rapport

Tegen verzoekers zoon is aangifte van bedreiging met een vuurwapen gedaan door zijn ex-vriendin, waarna de officier van justitie toestemming gaf de zoon buiten heterdaad aan te houden. Volgens BBA-gegevens woonde de zoon sedert twee maanden niet meer bij zijn ouders. De politie trad toch ter aanhouding en doorzoeking eerst de woning van verzoeker binnen, waarbij zij niet eerst toestemming aan verzoeker (die nog lag te slapen) vroeg. Toen daar de zoon, noch een vuurwapen werd aangetroffen, is de zoon op zijn eigen (GBA) adres aangehouden.

Verzoeker klaagt erover dat de politie eerst op zijn adres is binnengetreden, terwijl zijn zoon al enige maanden elders woonde en daar ook stond ingeschreven.

De Nationale ombudsman vond dat er voldoende gronden waren voor de politie om te veronderstellen dat de zoon feitelijk niet op zijn "officiële" adres verbleef. De politie had namelijk uit observatie van dat adres afgeleid dat de woning niet bewoond leek te worden, terwijl bovendien de zoon (als) passagier) was gesignaleerd in een auto die ook bij verzoekers huis was waargenomen. Gelet hierop kon in redelijkheid worden besloten om eerst naar verzoekers woning te gaan ter aanhouding en doorzoeking. De politie heeft de regels met betrekking tot verzoekers huisrecht dan ook niet geschonden.

Overige klachtonderdelen:

- niet-tonen van de machtiging tot binnentreden

Instantie: Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond

Klacht:

Zonder toestemming woning binnengetreden; niet de machtiging tot binnentreden getoond.

Oordeel:

Niet gegrond