Verzoekster, een trust en adviesgroep, verzocht in het kader van de op haar rustende onderzoeksplicht de Belastingdienst om informatie met betrekking tot een drietal door haar over te nemen besloten vennootschappen. Zij overlegde daarbij een machtiging om namens de besloten vennootschappen op te treden. De Belastingdienst beriep zich op de geheimhoudingsplicht en weigerde de gevraagde informatie te verstrekken.
De Belastingdienst merkte een tweetal brieven van verzoekster over deze kwestie aan niet alleen als klacht maar ook als bezwaarschrift. De Belastingdienst verklaarde verzoekster niet ontvankelijk in haar bezwaar omdat het bezwaar zich richtte tegen een beslissing waartegen het rechtsmiddel van bezwaar niet openstond.
Verzoekster klaagde over de weigering van de Belastingdienst om de gevraagde informatie te verstrekken. Verzoekster klaagde er voorts over dat de behandeling door de Belastingdienst van haar brieven verwarrend was.
De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst de informatie terecht niet had verstrekt. De ontheffing van de geheimhoudingsplicht uit het tweede lid van artikel 67 AWR geldt alleen voor verstrekking van informatie aan degene op wie de gegevens betrekking hebben. De verleende machtiging deed daaraan niet af omdat verzoekster bij het vragen van de informatie niet optrad namens de besloten vennootschappen die de machtiging hadden verleend, maar namens en voor zichzelf.
Ten aanzien van de behandeling van de brieven ook als bezwaarschrift overwoog de Nationale ombudsman dat het voor de hand had gelegen indien de Belastingdienst vooraf met verzoekster contact had opgenomen om te vragen wat zij met de betrokken brieven beoogde.
Ten aanzien van de gevraagde informatie had de Belastingdienst gehandeld in overeenstemming met het redelijkheidsvereiste. De klacht was niet gegrond.
Ten aanzien van de behandeling van de brieven was de klacht gegrond wegens schending van het vereiste van adequate informatieverstrekking.