Verzoeker had zijn auto op de stoep voor een café-restaurant geparkeerd en liep vervolgens het café-restaurant in. Een politieambtenaar constateerde dat verzoekers auto verkeerd geparkeerd stond en schreef daarvoor een bekeuring (aankondiging van beschikking) uit. Verzoeker verliet daarop het café-restaurant en wendde zich in het Engels tot de politieambtenaar. Hij vertelde dat hij hartklachten had en daarom niet meer verder mocht rijden. De politieambtenaar hechtte weinig waarde aan verzoekers verhaal en vorderde dat verzoeker zijn auto zou verplaatsen, anders dan zou verzoeker nog een extra bekeuring krijgen.
Verzoeker ging weer het café-restaurant in. De politieambtenaar schreef kort daarna een nieuwe bekeuring uit voor het niet opvolgen van een ambtelijk bevel/vordering.
Verzoeker klaagde erover dat de politieambtenaar discriminerende opmerkingen jegens hem had gemaakt en daarnaast aan hem de Hitlergroet had gebracht.
De Nationale ombudsman onthield zich van het geven van een oordeel omdat uit het onderzoek niet was komen vast te staan dat de betrokken ambtenaar verzoeker had gediscrimineerd. De Nationale ombudsman oordeelde dat verzoekers klacht met betrekking tot het brengen van de Hitlergroet feitelijke grondslag mistte, aangezien er geen feiten naar voren waren gebracht die deze klacht ondersteunen.
