Verzoeksters minderjarige zoon is houder van een persoonsgebonden budget (PGB). De salarisadministratie daarvan was sinds 2004 uitbesteed aan het Servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank. Bij toeval hoorde verzoekster over het bestaan van de regeling Tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG). Het betreft een regeling die in het leven is geroepen om een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan ouders/verzorgers in de kosten van het thuis verzorgen van een gehandicapt kind tussen de 3 en 18 jaar en om hen een blijk van waardering voor die thuiszorg te geven. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB, kantoor Roermond. Verzoekster ontving in 2006 op aanvraag een TOG-uitkering met de maximaal terugwerkende kracht van een jaar.
Verzoekster klaagde erover dat de SVB, kantoor PGB, haar niet op de hoogte had gebracht van de mogelijkheid een TOG-uitkering voor haar zoon aan te vragen bij de SVB, terwijl dat kantoor wel de administratie voor het PGB van haar kind verzorgde.
De Nationale ombudsman overwoog dat het van belang is dat de doelgroep van de TOG-regeling zoveel mogelijk wordt bereikt. Verzoeksters zoon hoorde niet tot die doelgroep maar zijn ouders mogelijk wel. Aangezien de SVB uit de administratie van het PGB van de zoon diens leeftijd kon halen en daardoor dus kon weten dat er sprake was van een zorgbehoevend kind, mocht verwacht worden dat de SVB hem (de houder van het PGB) en daardoor zijn ouders/verzorgers actief informeerde over het bestaan van de TOG-regeling.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de SVB, kantoor PGB, het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had geschonden en gaf de SVB, kantoor PGB, middels een aanbeveling in overweging om zowel de huidige als de toekomstige minderjarige budgethouders in een gerichte brief of op een andere wijze die even effectief is, te informeren over het bestaan van de TOG-regeling.