Verzoekster werd op 5 maart 2007 buiten het ziekenhuis waar haar zoon op dat moment op de eerste hulp werd behandeld aangehouden wegens het belemmeren van de aanhouding van haar andere zoon. Verzoekster werd hierop overgebracht naar het politiebureau in V. Volgens verzoekster gaf zij aan last van astma te hebben en hiervoor medicijnen te gebruiken. Verzoekster zou meerdere keren hebben aangeven dat zij geen lucht meer kreeg en dat zij medicijnen nodig had. Ook viel zij op het politiebureau flauw. Verzoekster werd na haar aankomst op het politiebureau verhoord en is vervolgens, bijna twee uur nadat zij voor het ziekenhuis was aangehouden, heengezonden. Kort na 5 maart 2007 voerden verzoekster en haar echtgenoot een gesprek met politieambtenaar N., aan wie verzoekster op 5 maart 2007 was voorgeleid. Dit gesprek had echter voor verzoekster geen positieve uitkomst.
Verzoekster klaagde er onder meer over dat de politieambtenaren haar de nodige medische bijstand hadden onthouden toen zij op 5 maart 2007 op het politiebureau was.
De Nationale ombudsman oordeelde dat er duidelijke aanwijzingen aanwezig waren die in het geval van verzoekster tot het raadplegen van een arts noopten. Immers, flauwvallen dan wel het bewustzijn (gedeeltelijk) verliezen in combinatie met hysterisch en emotioneel gedrag kunnen een medische oorzaak hebben. Het verbinden van conclusies aan dergelijk gedrag van een ingeslotene mag alleen voorbehouden zijn aan een arts. In dit geval had er op zijn minst telefonisch contact met een arts dienen te worden opgenomen om de toestand van verzoekster te bespreken. Door geen arts te raadplegen heeft de politie in strijd gehandeld met het vereiste van bijzonder zorg.
Het vereiste van bijzonder zorg, niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen
Bejegening van politieambtenaar N. in gesprek met verzoekster kort na 5 maart. Geen oordeel.