Verzoeker werd bekeurd voor mobiel bellen in zijn auto. Hij was het hier niet mee eens, omdat hij zou hebben gebeld met een headset, die hij net aanzette toen de politieambtenaar hem zag. De emoties liepen hoog op en verzoeker noemde de agent een "idioot", waarna hij werd aangehouden voor belediging.
Verzoeker klaagt erover dat hij geen gelegenheid had gekregen voor het geven van uitleg en verder over de aanhouding op zich; er was geen rekening gehouden met het feit dat hij zijn zoontje van drie bij zich had.
De Nationale ombudsman benadrukte dat de politie mensen de gelegenheid moet geven om zich uit te laten over de door de politie waargenomen gedraging; dit doet recht aan de positie van de burger en er gaat een de-escalerende werking van uit. In dit geval was de precieze gang van zaken overigens niet vast te stellen, zodat de Nationale op het eerste klachtonderdeel geen oordeel kon geven.
De aanhouding keurde hij echter af, nu op het moment van aanhouding alle relevante gegevens al bekend waren en de aanwezigheid van het zoontje een extra contra-indicatie was. De politie had dus gehandeld in strijd met het evenredigheidsvereiste. De Nationale ombudsman overwoog nog dat een overweging om een verdachte van belediging (toch) aan te houden gelegen kan zijn in de omstandigheid dat het onwenselijk is dat de politieambtenaar in kwestie in zijn eigen zaak proces-verbaal opmaakt. Hier had dat echter kennelijk geen rol gespeeld, nu de politieambtenaar zelf het verhoor op het politiebureau had gedaan.
