Direct nadat een melding van huiselijk geweld was binnengekomen, spraken twee politieambtenaren met de meldster. Aansluitend troffen de politieambtenaren in het politieregistratiesysteem een soortgelijke melding aan, waarna zij gekleed in uniform tot aanhouding van verzoeker overgingen. Verzoeker klaagde erover dat hij op zijn werkplek in het bijzijn van personeel en klanten was aangehouden en door de hoofdingang van het gebouw was afgevoerd naar het aldaar gereed staande herkenbare politievoertuig.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de betrokken politieambtenaren na de melding voortvarend hadden gehandeld, zoals het protocol en de aanwijzing terzake huiselijk geweld dat voorschreven. Omdat het een heterdaadsituatie betrof was het uitnodigen van verzoeker op het politiebureau niet aan de orde. Evenmin kon in verband met mogelijk onnodig tijdverlies van de politieambtenaren worden verwacht dat zij bijvoorbeeld de zaak zouden hebben overgedragen aan niet-geüniformeerde collega's. Voorts bevreemdde het de Nationale ombudsman niet dat de politieambtenaren bij het verlaten van het gebouw van de dezelfde in-/uitgang gebruik hadden gemaakt, nu zij niet waren gewezen op de personeelsuitgang. De Nationale ombudsman vond het positief dat de politieambtenaren er van te voren bewust voor hadden gekozen de aanhouding "low profile" te houden, waar ze naar mening van de Nationale ombudsman ook in waren geslaagd door eerst naar verzoekers leidinggevende te vragen en verzoeker in een aparte en afgesloten ruimte te spreken. Omdat verzoeker meewerkte, was het niet nodig geweest hem te boeien en zijn zij rustig met verzoeker naar buiten gelopen. Door deze wijze van werken was het voor derden niet zichtbaar dat verzoeker als verdachte van een strafbaar feit werd meegenomen. De Nationale ombudsman oordeelde dat de politie door haar wijze van optreden niet in het strijd met het evenredigheidsvereiste had gehandeld.
- niet reageren op verzoek tot schadeloosstelling