2008/111

Rapport

Op 30 april 2007 werd Pascal, een zestienjarige jongen, in Noord-Holland door twee mannen op gewelddadige wijze om het leven gebracht. De mannen waren uit op zijn geld en cocaïne. Acht maanden daar vóór had de kinderrechter Pascal voor de handel in drugs veroordeeld tot vier maanden detentie, daarnaast werd hem de maatregel hulp en steun opgelegd uit te voeren door Bureau Jeugdzorg Noord-Holland. Op het moment van overlijden waren de doelstellingen die Bureau Jeugdzorg in het kader van de begeleiding had gesteld niet bereikt. De Nationale ombudsman heeft naar aanleiding van het verzoek van de vader van Pascal onderzoek verricht naar de wijze waarop Bureau Jeugdzorg invulling heeft gegeven aan de uitvoering van de jeugdreclassering aan Pascal.

Bureau Jeugdzorg had daartoe een plan van aanpak opgesteld waarin drie doeleinden waren geformuleerd. Ten aanzien van de eerste doelstelling dat Pascal zijn medewerking zou verlenen de gezinsbegeleiding komt de Nationale ombudsman tot de conclusie dat Bureau Jeugdzorg dit niet voortvarend genoeg heeft aangepakt. Het duurde vier maanden voordat Bureau Jeugdzorg een zorgverlener had gekozen en het gezin daar had aangemeld. Ook had Bureau Jeugdzorg vier maanden nodig voor het afgeven van het vereiste indicatiebesluit. De tweede doelstelling was er voor te zorgen dat Pascal een goede dagbesteding had. Enige maanden na zijn detentie begon Pascal te spijbelen. Bureau Jeugdzorg draalde te lang om de andere bij de reclasseringsketen betrokken instanties zoals de Officier van Justitie en de Raad voor de kinderbescherming daarover te informeren. Pas medio maart 2007, toen de vader van Pascal met een dringende brief en in diverse gesprekken had aangegeven dat de situatie thuis met Pascal niet langer vol te houden was deed Bureau Jeugdzorg een melding aan de Raad en een terugmelding aan de Jeugdofficier. Op het moment van overlijden van Pascal had de Raad wel net een beschermingsonderzoek gestart maar nog niet afgerond. Pascal ging toen al maanden niet meer naar school. Ook ten aanzien van deze doelstelling oordeelde de Nationale ombudsman dat Bureau Jeugdzorg in strijd met het beginsel van voortvarendheid heeft gehandeld. Ook het tijdig inschakelen van ketenpartners maakt deel uit van voortvarend en daadkrachtig optreden. Dit was in dit geval onvoldoende gebeurd.

Het derde doel van het plan van aanpak was het voorkomen van recidive en beheersing van het middelengebruik. Omdat Pascal zelf ontkende drugs te gebruiken volgde er ondanks signalen dat dit wel het geval was geen actie. Bureau Jeugdzorg was op het moment van overlijden van Pascal er niet van op de hoogte dat hij weer in drugs handelde en zelf ook gebruikte. De Nationale ombudsman oordeelde dat Bureau Jeugdzorg in strijd heeft gehandeld met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving omdat Bureau Jeugdzorg er niet in was geslaagd om de voor een goede uitvoering van zijn reclasseringstaak vereiste informatie te verkrijgen.

In zijn slotbeschouwing concludeert de Nationale ombudsman dat de hulpverlening aan Pascal door verschillende oorzaken niet tijdig op gang is gekomen. Als belangrijkste oorzaak ziet hij bij Bureau Jeugdzorg het gebrek aan resultaatgerichte aanpak en onvoldoende controle of beoogde resultaten bereikt worden.

Instantie: Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdhulp en Jeugdreclassering te Alkmaar

Klacht:

Onvoldoende (voortvarend) actie ondernomen bij de hulpverlening aan verzoekers zoon.

Oordeel:

Gegrond