Verzoekster trad op als gemachtigde voor cliënten in en procedure bij de rechtbank. De rechtbank veroordeelde het Ministerie van VROM tot betaling van proceskosten en vergoeding van griffierecht. Verzoekster verzocht het Ministerie van VROM het verschuldigde bedrag over te maken op haar rekeningnummer. VROM maakte echter ondanks dit verzoek het bedrag over op rekening van cliënten.
Verzoekster klaagt erover dat het Ministerie van VROM de vergoeding proceskosten en griffierecht niet heeft gestort op haar rekening, maar op rekening van haar cliënte, en heeft geweigerd het bedrag alsnog naar haar rekening over te maken.
Het Ministerie van VROM stelt zich op het standpunt bevrijdend te hebben betaald en verwijst verzoekster naar haar cliënte. Verzoekster stelt echter dat haar cliënte veel schulden heeft. Het geld is verdwenen in een zwart gat. Verzoekster kan het geld derhalve niet meer opeisen bij haar cliënte.
De Nationale ombudsman overweegt dat los van het feit of er wel of niet bevrijdend is betaald, het nadeel voor verzoekster onredelijk is, nu verzoekster tijdig om overmaking naar haar rekening heeft verzocht, het Ministerie van VROM heeft toegegeven administratieve fouten te hebben gemaakt en verzoekster de gelden niet meer kan verhalen op haar cliënte. De beslissing van het Ministerie van VROM om te weigeren het bedrag alsnog naar de rekening van verzoekster over te maken is dan ook genomen in strijd met het redelijkheidvereiste.
De Nationale ombudsman geeft de minister in overweging om haar standpunt ten aanzien van het verzoek van verzoekster om de gelden alsnog naar haar rekening over te maken te heroverwegen met inachtneming van zijn oordeel.