Verzoekers hadden een aanvraag ingediend bij de gemeente Castricum om hun gehandicaptenparkeerkaart c.q. passagierskaart (voor de tweede maal) te verlengen. Verzoekers maakten gezien hun leeftijd en gezondheidssituatie bezwaar tegen een medische keuring bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) te Beverwijk. Hiernaar door de Nationale ombudsman gevraagd, was het college van burgemeester en wethouders niet bereid om zonder verzoekers voor een geneeskundig onderzoek bij het CIZ te laten verschijnen en op basis van de beschikbare (dossier)gegevens een beslissing over het verlengen van de parkeerkaarten te nemen. Ondertussen was verzoekers' aanvraag afgewezen vanwege het ontbreken van voldoende gegevens.
Op basis van het vervolgens ingestelde onderzoek overwoog de Nationale ombudsman dat een geneeskundig onderzoek in beginsel onderdeel uitmaakt van een aanvraagprocedure voor (de verlenging van) een gehandicaptenparkeerkaart. In de artikelen 2 en 3 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart was dit aldus uitgewerkt dat hiervan in bepaalde gevallen kon worden afgezien, onder meer als aan de aanvrager eerder een kaart was verstrekt en de keurende instantie van oordeel was dat de aanvrager nog steeds aan de criteria voldeed. Volgens de Nationale ombudsman diende uitgangspunt te zijn dat het verrichten van een medische keuring plaatsvindt in die gevallen waarin het daadwerkelijk een toegevoegde waarde heeft. De keurende instantie beoordeelt of degene die om verlenging van een kaart verzoekt nog steeds aan de criteria voldoet en of om deze reden een geneeskundig onderzoek achterwege kan blijven. Het college van burgemeester en wethouders beslist uiteindelijk over het verlengen van de kaart. De Nationale ombudsman zag dan ook niet in waarom het college aanvragen zonder meer zou dienen door te sturen aan de adviesinstantie en uitsluitend op diens instigatie een beslissing op de aanvraag zou kunnen nemen zonder keuring. Het stond het college vrij om zo nodig contact op te nemen met de adviserende instantie en te overleggen of het in de rede lag om een beslissing op een aanvraag voor verlenging te nemen op basis van de beschikbare (dossier)gegevens en zonder betrokkene op te roepen voor een keuring. Dit was het geval als redelijkerwijs kon worden getwijfeld aan de toegevoegde waarde van een medisch advies. Dan zou de belasting die een geneeskundig onderzoek voor burgers in financieel opzicht en tijdsbeslag betekent, onnodig zijn. Twijfel kon worden ingegeven door de informatie die de gemeente op basis van de (dossier)gegevens bekend was, dan wel door een verzoek van de betrokkene om een keuring achterwege te laten. Dit deed niet af aan de taakverdeling in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart, aangezien het nog steeds de adviesinstantie was die desgevraagd aangaf of een medische keuring achterwege kon blijven. In casu had de gemeente er gelet op de omstandigheden die verzoekers hadden aangevoerd, in redelijkheid niet zonder meer van af kunnen zien om in te gaan op hun vraag of het mogelijk was om te beslissen op hun aanvraag voor verlenging van de kaarten zonder een medische keuring in Beverwijk te ondergaan.
Aanbeveling om verzoekers in de gelegenheid te stellen opnieuw een aanvraag voor verlening van hun parkeerkaarten in te dienen en vervolgens in overleg met het CIZ na te gaan of er aanleiding bestaat om te beslissen op hun aanvraag zonder verzoekers een geneeskundig onderzoek te laten ondergaan.