Verzoeker beging eind 2003 twee verkeersovertredingen. Vervolgens werd verzoeker vanaf januari 2004 tot februari 2005 gedetineerd in een PI. Verzoeker ontving tijdens zijn detentie geen beschikkingen ten aanzien van de verkeersovertredingen. Na zijn detentie bleek dat het CJIB, wegens het niet betalen van de bekeuringen door verzoeker, een deurwaarder had ingeschakeld. Verzoeker zocht hierop contact met het CJIB, maar die stelde dat detentie geen reden is om de betaling van bekeuringen op te schorten of om verhogingen ongedaan te maken. Het CJIB had de beschikkingen gestuurd naar het adres waarop verzoeker stond ingeschreven in de GBA, en er was niets retour gekomen. Gezien het voorgaande zou de incasso van de bekeuringen worden doorgezet. Voor de betaling werd verzoeker geadviseerd om contact op te nemen met de deurwaarder. Vervolgens legde het CJIB op 22 maart 2007 beslag op zijn inboedel.
Verzoeker klaagde erover dat het hoofd van de PI had verzuimd om tijdens zijn detentie zijn woonadres te laten wijzigen in de gemeentelijke basisadministratie. Verzoeker stelt dat hij hierdoor de bekeuringen niet had kunnen betalen.
De Nationale ombudsman overwoog dat was gebleken dat de PI standaard via een aangifteformulier de gemeente informeert over zijn inwoners. Een dergelijk beleid doet recht aan het bepaalde in artikel 75 WGBA. De gemeente gaf tijdens het onderzoek echter aan dat ten aanzien van verzoeker geen aangifteformulier in het archief van de gemeente was aangetroffen, en trok daaruit de conclusie dat de gemeente ten aanzien van verzoeker waarschijnlijk geen bericht van inschrijving had ontvangen. Nu ook verzoeker stelde dat hem in de inrichting nooit iets was gevraagd over eventuele wijziging van zijn adres, en het CJIB aangaf dat in de GBA alleen het woonadres van verzoeker stond vermeld, achtte ook de ombudsman aannemelijk dat het hoofd van de PI had verzuimd om al dan niet door middel van een aangifteformulier aan de gemeente mee te delen dat verzoeker in zijn inrichting verbleef. Door dit verzuim waren de gegevens van verzoeker niet in de GBA aangepast, waardoor het CJIB de beschikkingen bleef sturen naar het woonadres. Het hoofd van de PI handelde in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De ombudsman achtte de gedraging niet behoorlijk.
De ombudsman gaf de minister in overweging om de afwijzende beslissing van het CJIB te heroverwegen, met inachtneming van het oordeel dat was verzuimd om verzoeker tijdens zijn detentie aan te melden bij de gemeente.