2008/019

Rapport

Verzoeker ontving sinds medio 2005 een WW-uitkering. Op 9 februari 2006 schreef hij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat hij het werkbriefje over januari 2006 niet had ontvangen. Op 31 maart 2006 stuurde hij nogmaals een brief waarin hij aangaf dat hij vanaf januari 2006 geen werkbriefjes meer had ontvangen en vroeg die briefjes alsnog op te sturen. Bij brief van 11 mei 2006 liet het UWV weten aan dat verzoek te hebben voldaan. Vanaf januari 2006 ontving hij geen uitkering meer. In 2007 wendde hij zich tot de Nationale ombudsman

Verzoeker klaagde erover dat het UWV hem vanaf eind januari 2006 geen werkbriefjes meer had toegestuurd en dat het zijn werkloosheidsuitkering met ingang van 2 januari 2006 zonder schriftelijk bericht had beëindigd.

De Nationale ombudsman overwoog dat het op grond van de door het UWV verstrekte informatie over het agenderen, aanmaken en verzenden van werkbriefjes aannemelijk moest worden geacht dat het UWV de werkbriefjes over de periode januari-mei 2006 wel had verstuurd. Wat betreft het beëindigen van de uitkering overwoog de Nationale ombudsman dat het UWV niet behoorlijk had gehandeld door geen schorsings- en beëindigingsbrief te versturen nadat het werkbriefje over januari 2006 niet retour was ontvangen en het recht op uitkering te beëindigen door een mutatie in het systeem.

Beginsel van fair play

In een slotbeschouwing stelde de Nationale ombudsman het jammer te vinden dat het het UWV niet lukte om goed te reageren op het signaal dat verzoeker gaf in de brief van 9 februari 2006. Had het UWV dat wel gedaan, dan zou het verloop in deze zaak heel anders zijn geweest (het werkbriefje zou nogmaals zijn verstuurd, verzoeker zou het hebben teruggestuurd en de uitkering zou gewoon zijn uitbetaald).

Instantie: UWV Groningen

Klacht:

Geen werkbriefjes toegestuurd.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: UWV Groningen

Klacht:

Werkloosheidsuitkering zonder schriftelijk bericht beëindigd.

Oordeel:

Gegrond