Verzoeker klaagt er over dat de Commissaris van de Koningin in Zuid-Holland zich bij zijn beslissing om hem niet door te geleiden naar de vertrouwenscommissie voor de vacature van burgemeester heeft laten leiden door subjectieve overwegingen en dit oordeel niet of niet voldoende heeft gebaseerd op objectieve bronnen.
De Nationale ombudsman overwoog dat een dergelijke beslissing van de commissaris gebaseerd moet zijn op objectieve bronnen, of voldoende objectiveerbare elementen moet bevatten.
De taken die de Commissaris van de Koningin ter zake vervult zijn opgenomen in de Ambtsinstructie Commissaris van de Koningin. Ingevolge deze instructie verschaft de commissaris de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over de kandidaten die hij in beginsel voor benoeming geschikt acht en van een afschrift van de sollicitatiebrieven van laatstgenoemde kandidaten. Desgevraagd informeert de commissaris de vertrouwenscommissie over de criteria die hij bij de selectie van kandidaten heeft gehanteerd. Indien de vertrouwenscommissie daarom verzoekt geeft hij tevens zijn oordeel en een afschrift van de sollicitatiebrieven van de kandidaten die de commissaris in beginsel niet voor benoeming geschikt acht. De commissaris dient zich op basis van de instructie zelf de informatie over de sollicitanten te verschaffen die hij nodig acht.
De Commissaris van de Koningin had verzoeker telefonisch op de hoogte had gesteld van zijn voornemen om hem niet voor te dragen aan de vertrouwenscommissie. Dit voornemen was, naast de reguliere beschikbare informatie, zoals gesprekken, referenties en ambtsberichten, mede gebaseerd op het oordeel van twee vertrouwenscommissies waarmee verzoeker eerder had gesproken en afgezet tegen de voor de nieuwe burgemeester wenselijk geachte competenties, zoals aangegeven door de gemeenteraad, de waarnemend burgemeester en de commissaris zelf.
Vervolgens is verzoeker op kosten van de provincie een assessment aangeboden, waarbij door de commissaris is gevraagd om op enige aspecten in het bijzonder acht te slaan. De uitkomsten van het assessment waren voor de commissaris van dien aard dat hij deze in de definitieve afweging van de kandidaten moest betrekken en geen reden zag om zijn eerdere, voorlopige conclusies aan te passen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de Commissaris van de Koningin van Zuid-Holland zijn oordeel over de benoembaarheid van verzoeker heeft gebaseerd op meerdere, objectiveerbare bronnen en zodoende heeft gehandeld in overeenstemming met het verbod op vooringenomenheid. De klacht werd niet gegrond geacht.