Verzoeker diende voor zijn twee kinderen alimentatie te betalen aan zijn ex-echtgenote.
Verzoeker klaagde erover dat het LBIO de alimentatie voor zijn zoon heeft geïnd over de maanden april, mei en juni 2006, terwijl zijn zoon met ingang van 23 april 2006 bij hem ging wonen.
Volgens de directeur van het LBIO is het niet aan het LBIO om een beslissing te nemen ten aanzien van de verschuldigdheid van kinderalimentatie en verviel de alimentatieplicht niet automatisch op het moment dat verzoekers zoon bij hem kwam wonen.
De Nationale ombudsman was het met het LBIO eens dat het niet aan het LBIO is om een beslissing te nemen ten aanzien van de verschuldigdheid van een alimentatieverplichting en dat het aan de alimentatiegerechtigde is om te bepalen of zij afziet van een haar toekomende bijdrage. De Nationale ombudsman was echter van mening dat wanneer er redelijkerwijs van uit moet worden gegaan dat een onderhoudsplichtige niet gehouden is tot het betalen van (een deel van) het alimentatiebedrag, het LBIO zich dient te onthouden van enige inningsactiviteiten.
Het redelijkheidsvereiste was geschonden.
verzoeker klaagde erover dat het LBIO al op 12 april 2007 de kinderalimentatie over de maand mei 2007 vorderde; niet gegrond
verzoeker klaagde erover dat het LBIO over de maand maart 2007 opslagkosten heeft berekend, terwijl het geïnde bedrag €0,00 was; niet gegrond
Verzoeker klaagde erover dat het LBIO hem naar aanleiding van zijn ingediende klacht niet heeft gehoord; gegrond