Op 20 november 2004 zijn ambtenaren van het regionale politiekorps Drenthe verzoekers woning binnengetreden. Eerder die dag waren agenten bij de woning van verzoeker geweest, in verband met een melding van geluidsoverlast. Door verzoeker werd niet open gedaan. Toen de politieambtenaren de tweede keer terugkwamen was er nog steeds geluidsoverlast waarneembaar en werd er door verzoeker niet opengedaan. Hierop besloten de agenten op basis van hun hulpverlenende taak, de woning binnen te treden. Hierbij sloegen ze een ruitje van de voordeur in. Binnen troffen zij verzoeker niet aan. Vervolgens hebben de agenten een versterker en drie geluidsboxen in beslag genomen.
Verzoeker klaagde erover dat de politieambtenaren waren binnengetreden en dat zij daarbij schade hadden veroorzaakt aan een ruit, een binnendeur en aan een versterker.
De Nationale ombudsman oordeelde dat, gelet op de feiten en omstandigheden, er voor de politieambtenaren geen reden was om de woning van verzoeker zonder machtiging van de hulpofficier van justitie binnen te treden. De politieambtenaren hebben gehandeld in strijd met het huisrecht. Verder overwoog de Nationale ombudsman dat nu het binnentreden in strijd was met het huisrecht, het daarmee vaststaat dat het veroorzaken van schade ook niet behoorlijk is.
Overige klachtonderdelen:
in beslag nemen van een versterker en drie geluidsboxen;
het manipuleren van bewijsmateriaal;
weigeren om verzoekers partner aanwezig te laten zijn bij het opnemen van een aangifte.
