Verzoekers werden op 16 september 2006 's ochtends vroeg door een arrestatieteam van hun bed gelicht in het AZC Utrecht, waar zij verbleven. Zij mochten hun persoonlijke spullen niet meenemen. Die spullen werden door het AZC in een aparte ruimte bewaard. Later verzochten verzoekers om teruggave van bepaalde spullen, zoals documenten en kostbaarheden; deze waren echter niet in die opslagruimte aanwezig.
Verzoekers klagen erover dat een aantal van hun eigendommen in het ongerede is geraakt.
Het COA heeft een werkinstructie over de opslag van eigendommen van een asielzoeker. Hierin staat dat op de dag van vertrek van een asielzoeker de eigendommen dienen te worden gemerkt en geregistreerd. Het COA dient het registratieformulier z.s.m. over te dragen aan de politie, omdat het COA niet verantwoordelijk wil zijn voor het opslaan van kostbaarheden van asielzoekers. In het geval van verzoekers heeft het COA niet conform de werkinstructie de eigendommen geregistreerd. Dit is in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. Dat er zoveel eigendommen in de woonruimte waren dat registratie volgens het COA niet mogelijk was, doet hier niet aan af.
De onderzochte gedraging is niet behoorlijk.
De No geeft het COA in overweging om in overleg te treden met de vreemdelingenpolitie teneinde nader onderzoek te verrichten naar de verblijfsplaats van de vermiste eigendommen en indien dit niets oplevert om in overleg te treden met de gemachtigde over een passende oplossing voor het financiële nadeel dat zij hebben ondervonden als gevolg van het zoekraken.