2007/191

Rapport

Een werkgever vroeg voor zes werknemers bij de CWI een ontslagvergunning aan wegens bedrijfseconomische redenen. Deze vergunning werd in eerste instantie geweigerd omdat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat de functies niet uitwisselbaar waren met andere functies binnen het bedrijf. Binnen twee weken na afgifte van de ontslagbeschikking vroeg de werkgever wederom ontslagvergunning aan. Ditmaal werd de vergunning wel verleend.

Uit de tweede ontslagbeschikking bleek dat een aantal medewerkers van de CWI een bedrijfsbezoek had afgelegd om zich te laten informeren over de verschillen in de functies.

Verzoekers waren van mening dat de CWI in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel had gehandeld door de tweede ontslagaanvraag in behandeling te nemen terwijl er door de werkgever geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangevoerd.

Verder waren verzoekers van mening dat de CWI het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden door verzoekers niet op de hoogte te brengen van en uit te nodigen voor een door de CWI afgelegd bedrijfsbezoek.

De Nationale ombudsman is van mening dat de CWI de tweede ontslagaanvraag niet in redelijkheid in behandeling mocht nemen. De werkgever had bij die aanvraag nieuwe informatie over de verschillen tussen de functies verstrekt. Het ging hier feitelijk om informatie die al bekend was en die de werkgever ook bij de eerste aanvraag had kunnen geven. De Nationale ombudsman heeft de eerder ingezette lijn (zie o.m. rapport 1997/233) dat de CWI terughoudend moet omgaan met zijn bevoegdheid om een tweede aanvraag niet in behandeling te nemen als er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, omdat er tegen een afwijzing van een verzoek om afgifte van een ontslagvergunning geen bezwaar- of beroep openstaat, genuanceerd. In het algemeen moeten 'nieuwe feiten en veranderde omstandigheden' strenger worden beoordeeld bij een tweede aanvraag die kort op de weigering van de eerste wordt ingediend. In die beoordeling moet rekening gehouden worden met het feit dat werkgever en werknemer geen gelijkwaardige proceskansen hebben.

De CWI zelf was inmiddels ook van mening dat het beter was geweest als de verzoekers waren uitgenodigd voor het bedrijfsbezoek of dat zij op zijn minst in de gelegenheid waren gesteld om op het verslag van het bedrijfsbezoek te reageren. De CWI verbond hieraan de conclusie dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden. Doordat verzoekers en hun gemachtigde pas in de ontslagbeschikking kennis kregen van het afgelegde bedrijfsbezoek, hadden zij in de procedure niet dezelfde kansen als de werkgever. Verzoekers konden niet zelf uitleg geven over de functies en ook niet reageren op dat wat de werkgever daarover had aangevoerd. Hierdoor waren zij beperkt in hun verweermogelijkheid.

Redelijkheidsvereiste: niet behoorlijk

Beginsel van fair play: niet behoorlijk

Instantie: Centrale organisatie werk en inkomen

Klacht:

Na weigering om ontslagvergunning te verlenen, nieuwe ontslagaanvraag van werkgever van verzoekers in behandeling genomen terwijl werkgever geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd; verzoekers niet op hoogte gebracht van en niet uitgenodigd voor bedrijfsbezoek dat in kader van beoordeling van tweede ontslagaanvragen is afgelegd.

Oordeel:

Gegrond