2007/163

Rapport

Verzoekster wendde zich tot het Bureau Jeugdzorg omdat zij zonder hulp onvoldoende voor haar kind kon zorgen. Haar kind werd onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg. De ondertoezichtstelling was onder meer gericht op het herstel van de verstoorde relatie tussen verzoekster en haar kind. Aanvankelijk verbleven verzoekster en haar kind samen in een kliniek om een behandeling te ondergaan. Toen deze behandeling tussentijds werd afgebroken, heeft Bureau Jeugdzorg het kind bij de vader geplaatst. Deze mogelijke plaatsing bij de vader was met verzoekster besproken voordat zij zich onder behandeling stelde. Verzoekster heeft een andere behandeling gevolgd en afgerond. Het kind is bij de vader blijven wonen.

Verzoekster klaagde erover dat Bureau Jeugdzorg de afspraak dat haar kind weer bij haar zou komen wonen niet is nagekomen. Verder klaagde zij erover dat Bureau Jeugdzorg onvoldoende heeft onderzocht of de verblijfplaats bij de vader wel geschikt was. Voorts klaagde zij erover dat Bureau Jeugdzorg de hulpverlening met betrekking tot haar kind onvoldoende op gang heeft gebracht.

De Nationale ombudsman overwoog dat er niet zozeer sprake was van schending van een afspraak maar van een proces met veranderen de omstandigheden, dat noopt tot het zoeken naar oplossingen voor nieuwe problemen en dat tot nieuwe afwegingen en beslissingen kon leiden. In deze zaak leidde een verandering in de behandeling van verzoekster en adviezen gebaseerd op onderzoeken van het kind ertoe dat Bureau Jeugdzorg besloot niet langer te werken aan terugplaatsing bij verzoekster. Ten aanzien van het onderzoeken van de geschiktheid van het verblijf bij vader concludeerde de Nationale ombudsman dat, gezien het verloop van de omgangsregeling voor de plaatsing, geen aanleiding was deze op voorhand te onderzoeken. Toen onderzoeksresultaten daartoe aanleiding gaven, heeft Bureau Jeugdzorg in een vervolgonderzoek aandacht aan de geschiktheid van de vader en diens partner laten schenken. Ten slotte heeft de Nationale ombudsman overwogen dat Bureau Jeugdzorg zich voldoende heeft ingespannen om de hulpverlening aan het kind op gang te brengen en te houden.

Geen schending van het vereiste van rechtszekerheid, het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking, of het vereiste van voortvarendheid.

Instantie: Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant te Eindhoven

Klacht:

Afspraak niet nagekomen dat verzoeksters zoon weer thuis mocht wonen; onvoldoende onderzocht of de huidige verblijfplaats van verzoekers zoon geschikt was; hulpverlening verzoekers zoon onvoldoende op gang gebracht; slechte bereikbaarheid.

Oordeel:

Niet gegrond