2007/162

Rapport

Op 6 mei 2006 vond er een aanrijding tussen de auto van verzoeker en een auto met daarin een aantal mannen plaats. Naar aanleiding hiervan kwamen onder meer de politieambtenaren R. en P. ter plaatse. Verzoeker gaf aan dat hij aangifte wilde doen tegen één van de mannen wegens mishandeling. De politieambtenaren weigerden echter zijn aangifte op te nemen. Volgens verzoeker omdat hij te laat aangaf dat hij aangifte wilde doen. Daarbij zouden de politie­ambtenaren verzoeker niet hebben meegedeeld dat hij op een later moment aangifte op het bureau kon doen. Verzoeker diende hierover een klacht in bij de Nationale ombudsman, nadat de korpsbeheerder zijn klacht ongegrond had verklaard.

Ten aanzien van de opmerking dat verzoeker eerder had moeten aangeven dat hij aangifte wilde doen oordeelde de Nationale ombudsman dat niet meer vast te stellen was of politieambtenaar P. dit had gezegd. Echter, zelfs indien politieambtenaar P. dit al had gezegd acht de Nationale ombudsman deze opmerking niet in strijd met het vereiste van correcte bejegening.

Ten aanzien van het niet meedelen dat verzoeker aangifte op het bureau kon doen onthield de Nationale ombudsman zich van een oordeel, nu de lezingen op dit punt lijnrecht tegenover elkaar stonden.

Het vereiste van correcte bejegening; behoorlijk en geen oordeel.

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

In kader van verzoekers poging tot doen van aangifte van mishandeling: verzoeker meegedeeld dat hij eerder had moeten zeggen dat hij aangifte wilde doen.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Verzoeker niet meegedeeld dat hij later op het bureau aangifte kon doen.

Oordeel:

Geen oordeel