Verzoeker kreeg problemen met een beveiliger van een winkel, waarbij het tot een handgemeen kwam. Nadat de politie ter plaatse was gekomen werd verzoeker aangehouden en overgebracht naar het politiebureau, waar hij de volgende dag na verhoor weer in vrijheid was gesteld. Verzoeker klaagde erover dat de politie hem als verdachte had aangemerkt en dat er bij zijn aanhouding geweld was gebruikt door hem op te tillen aan de handboeien en hem een duw in zijn rug te geven.
Gelet op het feit dat de politieambtenaren van de beveiligingsmedewerker te horen hadden gekregen dat verzoeker hem had mishandeld en hij daarvan aangifte wilde doen, en gelet op hetgeen een getuige ter plaatse op dat moment verklaarde, konden de politieambtenaren verzoeker in redelijkheid aanmerken als verdachte van mishandeling en hem vervolgens aanhouden. De politie handelde daarmee niet in strijd met het verbod van onrechtmatige vrijheidsontneming (behoorlijk). Voorts overwoog de Nationale ombudsman in verband met dit klachtonderdeel dat voor zover verzoekers klacht erop zag dat alleen hij en niet (ook) de beveiligingsmedewerker was aangehouden dat er sprake was van een handgemeen, waarbij een beveiligingsmedewerker was betrokken. Zowel de beveiligingsmedewerker als verzoeker stelde zijn mishandeld. Verzoeker had zichtbaar letsel en de beveiligingsmedewerker niet. De Nationale ombudsman was - met de klachtencommissie - van oordeel dat niet volledig kon worden uitgesloten dat verzoeker het slachtoffer van een misdrijf was geworden. De Nationale ombudsman concludeerde dat de politieambtenaren het verhaal van de beveiligingsmedewerker te gemakkelijk voor waar hadden aangenomen, zonder voldoende naar het verhaal van verzoeker te luisteren en objectief de situatie te beoordelen. Gelet op het letsel van verzoeker, had het volgens de Nationale ombudsman meer voor de hand gelegen om beide betrokkenen als verdachte aan te merken en mee te nemen naar het politiebureau om de zaak grondig uit te zoeken.
Het boeien van een verdachte van geweldsdelict keurde de Nationale ombudsman af nu de politie alleen daartoe kan overgaan als het gedrag van de verdachte daartoe aanleiding geeft. Nu was gebleken dat verzoeker was geboeid terwijl hij zich rustig had gehouden, had de politie het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam geschonden (niet behoorlijk). Wegens uiteenlopende verklaringen onthield de Nationale ombudsman zich van een oordeel over de klacht over het optillen en duwen.
Verder klaagde verzoeker erover dat de klachtencommissie de betrokken politieambtenaren niet had gehoord (niet behoorlijk), dat zijn klacht te laat was afgehandeld (niet behoorlijk) en dat hij voor de hoorzitting was uitgenodigd terwijl de verklaringen van de betrokken ambtenaren nog niet beschikbaar waren (behoorlijk).