Op 26 november 2005, om 3.52 uur kwam bij de politie Brabant-Noord een melding binnen van verzoeker dat er zojuist een etalageruit van zijn winkel was vernield door twee allochtone jongeren. Naar aanleiding van deze melding gingen politieambtenaren T. en B. ter plaatse. Zij troffen verzoeker op straat aan. Verzoeker gaf aan de twee ambtenaren een summier signalement van de twee jongens en vertelde waar ze zich ongeveer ophielden. Toen de agenten naar de plek reden waar de twee jongens zich zouden ophouden, troffen zij vijf jongens, in plaats van twee. De agenten konden daarom niet tot aanhouding overgaan, omdat het gegeven signalement te summier was. Ze besloten daarom om terug te gaan naar verzoeker en diens aangifte op te nemen. Na het opnemen van de aangifte bleek om welke twee jongens het ging. De agenten zijn nog gaan kijken, maar troffen de verdachten niet meer aan.
Verzoeker klaagde erover dat ambtenaren van het regionale politiekorps Brabant-Noord nalatig zijn geweest in de uitoefening van hun politietaak. Verzoeker klaagde er in dit kader over dat:
- politieambtenaren op zaterdagochtend 26 november 2005 hebben geweigerd naar hem te luisteren;
- de politieambtenaren de situatie ter plaatse verkeerd hebben ingeschat.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de politieambtenaren niet hadden gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit. Gezien de informatie die voorhanden was, konden de politieambtenaren niet tot aanhouding overgaan.
Andere klachtonderdelen:
- de klachtbehandeling heeft te lang geduurd;
- de korpsbeheerder heeft niet beide politieambtenaren gehoord.