Verzoekster had in 2001 een gesprek gehad met twee CIE-runners en anderhalf jaar later werd zij nogmaals gebeld door een van hen met de vraag of zij informatie had en of zij die in de toekomst wilde leveren. Uit haar antwoord dat zij in de toekomst wel informatie wilde verschaffen, had de CIE-runner opgemaakt dat zij informant wilde zijn en had hij haar voorgedragen. Vervolgens verleende de CIE-officier van justitie op basis van deze informatie toestemming. Verzoekster was er juist van overtuigd dat zij deze toestemming niet had verleend, omdat zij de verbinding had verbroken.
Verzoekster klaagde erover dat zij in 2002 zonder haar medeweten en zonder haar toestemming was ingeschreven als informant in het informantenregister.
De Nationale ombudsman overwoog dat het zijn van informant diep in het leven van een informant (en zijn omgeving) kan ingrijpen. Daarom is het van groot belang dat deze zich bewust is van het informant-zijn en dat de CIE-officier van justitie alleen dan goedkeuring geeft aan het opnemen van een persoon in het bestand van informanten wanneer deze persoon er uitdrukkelijk mee instemt dat hij als informant wordt aangemerkt en geregistreerd. Die instemming mag dan ook niet worden aangenomen op grond van het enkele feit dat de betrokkene aangeeft in de toekomst wel informatie te willen verschaffen, hoezeer dat destijds ook gebruikelijk was. In dit geval had de CIE-officier van justitie er op vertrouwd dat verzoekster instemde met haar rol als informant, omdat de CIE alleen personen als informant voordroeg bij de officier wanneer die personen ermee hadden ingestemd. Echter, deze instemming bleek er achteraf niet te zijn. Dit bracht een lacune aan het licht in de tot dan toe gebruikte werkwijze. De werkwijze bood te weinig waarborgen om zonder enige twijfel te kunnen veronderstellen dat de toestemming daadwerkelijk was verleend. Aangezien de inschrijving slechts met toestemming van de CIE-officier van justitie geschiedt, draagt deze de verantwoordelijkheid voor de inschrijving. Daarom was het inschrijven zonder toestemming de CIE-officier van justitie aan te rekenen, hoezeer deze er ook in het verleden gerechtvaardigd op had mogen vertrouwen dat de voorgelegde informatie juist was. Hiermee was gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. De onderzochte gedraging was niet behoorlijk.