2007/057

Rapport

P. uit Y ondervond jarenlang ernstige overlast van een naburig woonwagenkamp. P. werd geconfronteerd met pesterijen, berovingen, vernielingen en mishandelingen. Omdat P. vanwege zijn geestelijk labiele en fysiek zwakke gesteldheid niet in staat was zichzelf te beschermen, trad verzoeker op als belangen­behartiger van P. Ondanks de inzet van verzoeker kwam er geen einde aan de constante treiterij, waardoor P. uiteindelijk, zeer tegen zijn zin, is verhuisd naar een andere woning.

Verzoeker klaagde er onder meer over dat de politie onvoldoende was opgetreden tegen de overlast. Ondanks de vele brieven en de meldingen die er op het politiebureau met betrekking tot de situatie zijn gedaan, had de politie zich zeer afzijdig opgesteld.

De Nationale ombudsman stelde vast dat P. ruim 4 jaar ernstige overlast had ondervonden en vele malen melding van jegens hem gepleegde (strafbare) feiten had gedaan. De politie had tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman niet aannemelijk gemaakt dat zij adequaat op de problematiek had ingespeeld. Hoewel de Nationale ombudsman zich ervan bewust was dat de politie zich geconfronteerd zag met een complex probleem, waarbij niet altijd duidelijk was wat P. van hen verlangde, had van de politie een actieve opstelling mogen worden verwacht bij de bescherming van de belangen van P. Van een actieve opstelling was echter niet gebleken.

Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman had de korpsbeheerder op enig moment ook zelf aangegeven dat "onderzoeken niet goed dan wel geheel niet werden uitge­voerd". Bovendien verklaarde een betrokken ambtenaar tijdens het onderzoek dat de politie te weinig aan de overlastsituatie heeft gedaan en niet adequaat heeft ingespeeld op de problematiek. Gelet hierop en gelet op de overige ter beschikking gekomen informatie was de Nationale ombudsman van oordeel dat de politie ernstig te kort was geschoten in de bescherming van de belangen van P. en daarmee had gehandeld in strijd met het redelijkheidsvereiste.

De Nationale ombudsman deed de korpsbeheerder de aanbeveling om betrokkenen alsnog excuses aan te bieden.

Verzoeker klaagde er voorts over dat de politie P. steeds had ontmoedigd aangifte te doen, had bewerkstelligd dat P. tegen zijn zin in was verhuisd en nimmer adequaat had gereageerd op zijn brieven. Ook klaagde verzoeker over de wijze waarop hij en P. waren bejegend en de korpsbeheerder zijn klachten had afgedaan. Tenslotte was er ambtshalve onderzoek ingesteld naar de wijze waarop het korps toepassing had gegeven aan de AWB.

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Onvoldoende opgetreden tegen overlast die P., verzoekers huisvriend, jarenlang heeft ondervonden van bewoners van naburig woonwagenkamp; bewerkstelligd dat P. tegen zijn zin is verhuisd in plaats van einde gemaakt aan overlastproblematiek; niet gereageerd op brieven van verzoeker; niet inhoudelijk ingegaan op klachten van verzoeker.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

P. steeds ontmoedigd aangifte te doen door te wijzen op ontbreken van voldoende aanwijzingen; wijze waarop verzoeker en P. zijn bejegend.

Oordeel:

Geen oordeel

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Onderzoek uit eigen beweging naar wijze waarop bij behandeling van verzoekers klacht toepassing is gegeven aan afdeling 9.1.2 en 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Oordeel:

Gegrond