2007/019

Rapport

Op 22 april 2005 stelde de politie Zuid-Oost een onderzoek in in de woning van verzoeker wegens verdenking van overtreding van de Opiumwet. De woning werd toen tevens bewoond door mevrouw N. Reden voor het onderzoek was dat uit een lopend politieonderzoek naar voren was gekomen dat in verzoekers woning vermoedelijk een hennepkwekerij aanwezig zou zijn en dat tevens aan de elektriciteitsmeter van de woning zou zijn geknoeid.

Verzoeker klaagde erover dat de politie hem ten onrechte als verdachte aanmerkte. Hij vroeg zich in dit verband af waarom slechts hij en niet (ook) zijn vriendin N., die eveneens klant is van het elektriciteitsbedrijf, als verdachte van diefstal van elektriciteit werd aangemerkt.

De Nationale ombudsman overwoog dat het vast stond dat de politie bij het onderzoek in de woning een elektrici­teitsmeter aantrof waaraan was geknoeid. Personeel van het elektriciteitsbedrijf constateerde dat er valse loodjes aan het apparaat waren bevestigd, loodjes ontbraken, twee illegale zekeringen waren geplaatst en een stroomkabel buiten de meter om was aangesloten. Op grond van deze feiten en omstandigheden kon de politie in redelijkheid vermoeden dat verzoeker zich schuldig maakte aan diefstal van elektriciteit. Zij konden hem dan ook als bewoner van de woning als verdachte van de diefstal aanmerken en hem vervolgens aanhouden. Aan het voorgaande deed niet af dat de politie niet tevens verzoekers vriendin als verdachte aanhield.

Het verbod van onrechtmatige vrijheidsbeneming. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging behoorlijk.

Verzoeker klaagt er over dat de politie hem vanuit zijn woning geboeid over straat heeft meegevoerd naar de politieauto. Hij stelt zich op het standpunt dat dit erg kwetsend was. Op zijn verzoek om pas in de auto te worden geboeid was de politie niet ingegaan.

De Nationale ombudsman overwoog dat voor zover kan worden vastgesteld dat verzoeker inderdaad dit gedrag vertoonde, kan niet worden gesteld dat dit een zodanig gevaar voor de veiligheid voor de politieambte­naren opleverde, dat dit het aanleggen van de handboeien rechtvaardigde. Zoals de politie heeft aangegeven, uitte verzoeker zich verbaal agressief.

Grondrechten (art. 11 GW). De Nationale ombudsman achtte de gedraging niet behoorlijk.

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Optreden tijdens aanhouding: verzoeker geboeid over straat meegevoerd, te lang op politiebureau vastgehouden.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Verzoeker als verdachte aangemerkt; geweigerd een bevel tot binnentreden te tonen.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Geweigerd de door verzoeker aangewezen zaakwaarnemer te woord te staan.

Oordeel:

Geen oordeel