2006/383

Rapport

Verzoeker schrok tijdens een inhaalmanoeuvre van een tractor met shovel die van links de weg naderde. Hierdoor gaf hij een ruk aan het stuur en belandde in de berm van de weg, met als gevolg schade aan de auto.

Verzoeker klaagde erover dat de politieambtenaren die ter plaatse waren gekomen niet hadden onderkend dat hier sprake was van een ernstige overtreding van de verkeerswetgeving, namelijk een voorrangsfout. Zij hebben daarom geen proces-verbaal opgemaakt, terwijl dit volgens verzoeker wel had gemoeten. De Nationale ombudsman overwoog dat op basis van de aantekeningen die de politieambtenaren ter plaatse hadden gemaakt kon worden afgeleid dat er mogelijk een ernstige voorrangsfout kon zijn gemaakt. Het feit dat er geen aanrijding had plaatsgevonden, brengt namelijk niet met zich mee dat er geen voorrangsfout was gemaakt. De toelichting bij artikel 15 RVV laat er geen twijfel over bestaan dat voorrang verlenen impliceert dat ook niet de schijn moet worden gewekt dat geen voorrang zal worden verleend. In het licht daarvan hadden de politieambtenaren over moeten gaan tot het opmaken van proces-verbaal, omdat er in ieder geval bij verzoeker twijfel bestond over de (schijn van) het niet verlenen van voorrang door de tractorbestuurder. Het opmaken van een proces-verbaal brengt met zich mee dat ter plaatse uitgebreider onderzoek wordt verricht naar de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden. Zodoende kan achteraf worden vastgesteld of er sprake is geweest van een ernstige voorrangsfout. Door dit na te laten, hebben de politieambtenaren gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving. De onderzochte gedraging was "niet behoorlijk".

Tevens klaagde verzoeker erover dat de politieambtenaren bij het afhandelen van het ongeval de gegevens niet volledig, dan wel onjuist, hebben vastgelegd. Nu de Nationale ombudsman van oordeel was dat een proces-verbaal had moeten worden opgemaakt, had het onderzoek ter plaatse diepgaander moeten zijn. De aantekeningen die zijn gemaakt, zijn zeer summier. Uit de verklaringen die twee jaar later zijn afgenomen bleek dat niemand meer precies kon aangeven op welke plek de tractor stond en hoe hoog de shovel hing. Door na te laten hiernaar onderzoek te doen, was het achteraf niet meer mogelijk een volledig beeld van het ongeval te schetsen, hetgeen zijn uitwerking vond in de niet volledige situatieschetsen en beknopte omschrijvingen van het ongeval in de registratiesets. Hiermee was gehandeld in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De onderzochte gedraging was "niet behoorlijk".

De overige klachten van verzoeker betroffen het niet horen van een ambtenaar in de interne klachtprocedure (deze klacht miste feitelijke grondslag); de lange duur van de klachtbehandeling (deze gedraging was niet behoorlijk) en het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek om schadevergoeding (deze gedraging was evenmin behoorlijk).

Instantie: Regiopolitie Limburg Noord

Klacht:

Na verkeersongeval niet onmiddelijk proces-verbaal opgemaakt; feiten van ongeval onvolledig dan wel onjuist vastgelegd.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Limburg Noord

Klacht:

Termijn van klachtbehandeling; beslissing uitgebleven op verzoek om schadevergoeding.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Beheerder regiopolitie Limburg Noord

Klacht:

Tweede politieambtenaar niet gehoord in kader van klachtbehandeling.

Oordeel:

Niet gegrond