2006/351

Rapport

Verzoeker is als burgermedewerker in dienst bij het Ministerie van Defensie. Hij was gedetacheerd bij een projectgroep, waarvan ongeveer de helft externe medewerkers waren. Twee externe medewerksters dienden een klacht in over het functioneren van verzoeker. Verzoeker zou deze medewerksters hebben geïntimideerd. Het Ministerie van Defensie besloot een huishoudelijk onderzoek in te stellen naar aanleiding van de klacht en de detachering van verzoeker bij het project te beëindigen.

Verzoeker klaagde er onder meer over dat zijn feitelijk leidinggevende op een bijeenkomst voor medewerkers van de projectgroep, de term “vermeende seksuele intimidatie” had gebruikt bij de mededeling dat er jegens verzoeker een huishoudelijk onderzoek was ingesteld naar aanleiding van een klacht van twee vrouwelijke collega's.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat de feitelijk leidinggevende tijdens de bijeenkomst op 13 juli 2004 in het geheel geen mededelingen had mogen doen over de reden van het instellen van het huishoudelijk onderzoek naar gedragingen van verzoeker. Door informatie naar buiten te brengen over de aard van de beschuldigingen is de feitelijk leidinggevende onzorgvuldig omgesprongen met de privacy van verzoeker en heeft hij in strijd gehandeld met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verzoeker. Daar komt nog bij dat de informatie die hij in strijd met het recht op privacy naar buiten heeft gebracht, onjuist was.

In zoverre achtte de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging van het Ministerie van Defensie niet behoorlijk.

Overige klachtonderdelen:

lange behandelingsduur van de klacht

het niet nemen van een beslissing op bezwaar

Instantie: Ministerie van Defensie

Klacht:

Verzoeker onheus bejegend; lange behandelingsduur klacht verzoeker.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Ministerie van Defensie

Klacht:

Onderzoek uit eigen beweging naar het niet nemen van een beslissing op het bezwaar van verzoeker.

Oordeel:

Gegrond