De Belastingdienst liet in 2005 aan verzoeker weten dat nog een bedrag openstond op aan hem opgelegde aanslagen. Verzoeker stelde zich onder verwijzing naar een door de Belastingdienst op verzoek afgegeven `verklaring van geen belastingschuld' waarin wordt verklaard dat op dat moment geen aanslagen openstonden op het standpunt dat de Belastingdienst inzake bedoelde aanslagen niets te vorderen had. Volgens hem mocht hij vertrouwen op de juistheid van de afgegeven verklaring
Een verklaring als hier bedoeld betreft een incidentele verklaring die niet als zodanig functioneel in het invorderingsproces is ingebed. Een dergelijke verklaring wordt verstrekt op basis van de feiten zoals die op het moment van afgifte uit de ontvangersadministratie bekend zijn. De ontvanger gaat niet na of alle betalingen (afboekingen) juist hebben plaatsgevonden.
In dit geval was voorafgaande aan het verstrekken van de bewuste verklaring door een derde-belastingschuldige een betaling gedaan die door een medewerker van de Belastingdienst abusievelijk was afgeboekt op de op dat moment openstaande belastingschuld van verzoeker. Hierdoor werd het openstaande bedrag van aan verzoeker opgelegde aanslagen in de ontvangersadministratie als voldaan weergegeven met als gevolg de afgegeven verklaring die niet in overeenstemming was met de feiten.
In zijn algemeenheid geldt dat van de Belastingdienst mag worden verwacht dat aan een belastingschuldige verstrekte informatie aangaande zijn schuldpositie correct is en dat verzoeker zou zijn geïnformeerd over de plaatsgevonden herstelboekingen. Niettemin kan onder de specifieke omstandigheden van dit geval niet worden gezegd dat verzoeker enkel aan de afgegeven verklaring de gerechtvaardigde verwachting kon ontlenen dat op de aanslagen geen bedragen meer openstonden.
De Nationale ombudsman achtte het met de `verklaring van geen belastingschuld' verstrekken van onjuiste informatie en het niet informeren over plaatsgevonden herstelboekingen niet behoorlijk wegens schending van het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
Ten aanzien van het standpunt van de Belastingdienst dat geen sprake was van gewekte verwachtingen (vertrouwen) en dat het verschuldigde bedrag door verzoeker moest worden voldaan achtte de Nationale ombudsman de onderzochte gedraging behoorlijk.