2006/313

Rapport

Verzoeker kocht in september 2002 een aanhangwagen bij Domeinen Roerende Zaken en liet de aanhangwagen in het kader van een toenmalige overgangsregeling op kenteken zetten na vermelding van het merk en het voertuigidentificatienummer (VIN) van de aanhangwagen. Ruim een jaar later wilde iemand anders een ander voertuig op kenteken laten zetten en die persoon noemde hetzelfde VIN als verzoeker had gedaan. De RDW diende vervolgens uit te zoeken welk van de twee voertuigen het VIN terecht voerde. Verzoeker werd daarom per brief opgeroepen om binnen veertien dagen na ontvangst van die brief contact op te nemen met de RDW; zou hij dat niet doen, dan zou zijn kentekenbewijs ongeldig worden verklaard. Zestien dagen later ontving verzoeker van de RDW een beschikking waarbij zijn kenteken ongeldig werd verklaard omdat hij geen contact had opgenomen. Verzoeker nam na ontvangst van deze beschikking boos contact op met de RDW en overtuigde de RDW ervan dat hij weldegelijk binnen de gestelde termijn contact had opgenomen. De RDW riep verzoeker vervolgens op om ruim vijf weken later zijn aanhangwagen bij een keuringsstation te laten keuren. De keurmeester constateerde bij de keuring dat het aangetroffen VIN over een eerder uitgeslepen VIN was ingeslagen.

Verzoeker klaagt erover dat de keurmeester na afloop van de keuring de kentekenplaat van de aanhangwagen heeft verwijderd.

Uit het onderzoek bleek dat de keurmeester zijn bevoegdheid om de kentekenplaat na afloop van de keuring in te vorderen ontleende aan de beschikking waarover verzoeker boos naar de RDW had gebeld. Voorts bleek uit het onderzoek dat de RDW meende de door de beschikking ontstane situatie te hebben hersteld door verzoeker alsnog op te roepen voor de keuring.

De Nationale ombudsman was het hiermee niet eens: door de rechtsgevolgen van de beschikking niet ongedaan te maken, beschikte de keurmeester over de bevoegdheid om de kentekenplaat na de keuring te verwijderen. Een ander gevolg was dat verzoeker in de periode na de ten onrechte gegeven beschikking strafbaar was wegens het gebruik van de openbare weg met zijn aanhanger. Ook deze strafbaarheid had volgens de Nationale ombudsman reden moeten zijn om de rechtsgevolgen van de beschikking zo snel mogelijk na het ontdekken van de fout ongedaan te maken. Door dit niet te doen handelde de RDW in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging in zoverre “niet behoorlijk”

Overige klachtonderdelen:

- informatieverstrekking door een met name genoemde medewerker van het keuringsstation.

Instantie: Dienst Wegverkeer

Klacht:

Na afloop van een keuring het kenteken van verzoekers aanhangwagen verwijderd en hem meegedeeld dat de politie het keuringsstation maar moest bellen bij eventuele aanhouding.

Oordeel:

Gegrond