Verzoeker ondervond al enige jaren overlast in zijn straat door fout en/of hinderlijk geparkeerde auto's. Volgens hem ontstond door het fout parkeren een veiligheidsprobleem, mede doordat een vrije doorgang in de straat werd belemmerd waardoor hulpdiensten in geval van nood moeilijker door de straat zouden kunnen rijden. Verzoeker bracht het door hem geconstateerde probleem vele malen onder de aandacht van de politie en de gemeente.
Verzoeker klaagde erover dat de politie sedert 2003 onvoldoende actie ondernam naar aanleiding van zijn meldingen van parkeeroverlast.
De Nationale ombudsman achtte voldoende aannemelijk dat er in dit geval sprake was van een conflict tussen verzoeker en foutparkeerders in zijn buurt, en meer in het bijzonder zijn overburen die tegenover zijn oprit parkeerden.
De Nationale ombudsman overwoog dat de politie bij de vervulling van haar taken prioriteiten dient te stellen. In dit geval was niet gebleken dat er reden was voor optreden door de politie in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De Nationale ombudsman nam daarbij in aanmerking dat het voorzien in een oplossing voor de krapte op de weg primair een taak is voor de plaatselijke gemeente. De politie was in dit geval in reactie op verzoekers meldingen meermalen ter plaatse gegaan, was gesprekken met verzoeker en buurtbewoners aangegaan, had hen uitleg geboden over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de situatie en had getracht het conflict te sussen. De politieambtenaren hadden verder ter plaatse controles uitgevoerd, hadden een collega ingeschakeld die gespecialiseerd is in de behandeling van verkeerssituaties en hadden de problematiek bovendien meermaals met de gemeente besproken in het periodiek overleg. Ook was de politie met de gemeente in overleg getreden voor een verbreding van verzoekers oprit. Gelet op deze inspanningen van de politie was de Nationale ombudsman van oordeel dat zij voldoende daadkrachtig en adequaat had gehandeld bij de hulpverlening en preventie. De politie had hiermee het vereiste van professionaliteit voldoende in acht genomen.
De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging “behoorlijk”.