Verzoeker is vanaf 10 juli 2004 betrokken geweest in een meningsverschil met zijn buren over de opbouw/afbreuk van een erfafscheiding. Dit is uit de hand gelopen, en heeft geresulteerd in een aantal aangiftes tegen de buren en klachten over de politie, die ook zijn behandeld door de klachtencommissie.
Verzoeker klaagt er bij de Nationale ombudsman over dat de politie hem onheus heeft bejegend, en zich partijdig heeft opgesteld.
De No is van oordeel dat de politieambtenaren weliswaar de schijn hebben gewekt dat zij vooringenomen waren, en meer waarde hechtten aan de verklaring van de buren, maar achtte het optreden niet zodanig onjuist dat de gedraging in strijd moest worden geacht met het verbod van vooringenomenheid.
In zoverre acht de No de onderzochte gedraging behoorlijk.
Verzoeker klaagt er verder over dat de politie aangiftes niet heeft opgenomen.
De Nationale ombudsman is van oordeel dat in dit opzicht is gehandeld in strijd met het beginsel van fair play dat voor bestuursorganen inhoudt dat zij burgers de mogelijkheid geven om hun procedurele kansen te benutten, en acht de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Verzoeker is van mening dat de klachtencommissie onjuist heeft gehandeld door onjuistheden in het advies aan de korpsbeheerder op te nemen.
De Nationale ombudsman concludeert dat het verslag op in ieder geval één punt een onjuiste weergave heeft gegeven van de gang van zaken, waarmee is gehandeld in strijd met het vereiste van administratieve nauwkeurigheid, waarmee de onderzochte gedraging niet behoorlijk werd geacht.