2006/254

Rapport

Op 6 oktober 2003 vond een aanrijding plaats, waarbij iemand de (geparkeerde) auto van verzoekers echtgenote raakte, daarbij schade veroorzaakte en vervolgens doorreed zonder zich bekend te maken of zijn gegevens achter te laten.

Verzoeker acht de wijze waarop de politie deze aanrijding heeft afgehandeld niet juist.

De Nationale ombudsman overwoog dat de politie niet had gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid door de persoonsgegevens van verzoeker aan de tegenpartij bekend te maken, voordat verzoeker de gegevens had van die persoon. In dit geval had een snelle uitwisseling van gegevens de eerste prioriteit.

De Nationale ombudsman overwoog dat de politie niet had gehandeld in strijd met het vereiste van professionaliteit door af te zien van het opmaken van een proces-verbaal tegen de (andere) bestuurder.

In dit verband overwoog de Nationale ombudsman dat onvoldoende grond aanwezig was om opzet (op het doorrijden) bij deze bestuurder aan te nemen.

De Nationale ombudsman overwoog dat de politie niet heeft gehandeld in strijd met het vereiste van fair play door geen aangifte van beschadiging/vermieling op te nemen tegen de andere bestuurder. Hierbij was bepalend dat onvoldoende grond aanwezig was om opzet met betrekking tot beschadiging aan te nemen.

Instantie: Regiopolitie Brabant Zuid-Oost

Klacht:

Optreden politie naar aanleiding van ongeval waarbij verzoeker betrokken was: verzoekers persoonsgegevens eerder aan tegenpartij verstrekt dan andersom, geen proces-verbaal opgemaakt tegen bestuurder andere auto, geen aangifte van vernieling opgenomen.

Oordeel:

Niet gegrond