Verzoeker heeft uit zijn huwelijk met zijn voormalige echtgenote twee kinderen, A en B. Hij is niet met het ouderlijk gezag belast. A werd onder toezicht geplaatst van Bureau Jeugdzorg Gelderland. Op enig moment kwam ook B bij Bureau Jeugdzorg in beeld.
Verzoeker klaagt er onder meer over dat Bureau Jeugdzorg hem onvoldoende heeft geïnformeerd over het wel en wee van A, nadat deze onder toezicht was gesteld.
De Nationale ombudsman overwoog dat het Bureau Jeugdzorg ingevolge artikel 1:377c van het Burgerlijk Wetboek (BW) in beginsel gehouden is de niet met het gezag belaste ouder desgevraagd te informeren over belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens verzorging en opvoeding betreffen. Verzoeker wenste desgevraagd te worden geïnformeerd over het wel en wee van A.
De Nationale ombudsman was van oordeel dat de informatieverstrekking van Bureau Jeugdzorg aan verzoeker over het algemeen voldoende actief en adequaat en in lijn met haar informatieplicht ten aanzien van de niet met het gezag belaste ouder is geweest. Wel was echter sprake van een drietal lacunes. Op het punt van de informatieverstrekking ten aanzien van de overplaatsingen van A naar verschillende instellingen, verzoekers brieven en een soepele overdracht van informatie had het Bureau Jeugdzorg naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet behoorlijk gehandeld. Hiermee had het Bureau Jeugdzorg in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking gehandeld.
Overige klachtonderdelen:
- de informatieverstrekking ten aanzien van B.