Verzoekers gemachtigde vroeg de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalidienst (IND), om advies voor een nog in te dienen aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf( mvv) voor verzoeker.
De Visadienst gaf een negatief advies, omdat volgens de Visadienst verzoeker pas halverwege de behandeling van het advies van Nederland naar India was gereisd, waarmee hij het vereiste om de uitkomst in het land van herkomst af te wachten, wilde omzeilen.
Verzoeker klaagt erover dat de Visadienst om deze reden negatief heeft geadviseerd. Hij had in India zelf een mvv aangevraagd, en na ongeveer een half jaar ook gekregen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de Visadienst in strijd met het motiveringsbeginsel heeft gehandeld. De Visadienst had het advies alleen gebaseerd op verzoekers verblijfplaats, en was in het geheel niet ingegaan op de positie van de referent, terwijl een mvv-advies juist betrekking heeft op de beoordeling van die positie. Uit het advies bleek nu niet of er ten aanzien van de referent bezwaar bestond tegen inwilliging van de aanvraag. Aangezien aan verzoeker later een mvv was verleend, nam de No aan dat dit bezwaar ook niet bestond.