Verzoekster klaagde over de handelwijze van de Belastingdienst/Douane West ter zake van de inbeslagneming van door haar in Suriname bestelde smeersels tegen pijnen, welke door de Douane werden aangemerkt als niet-geregistreerde geneesmiddelen. Het betrof met name de aan verzoekster verstrekte informatie aangaande de inbeslagneming.
Uit het onderzoek bleek dat de Douane in afwijking van de te volgen procedure het proces-verbaal en bijbehorende kennisgeving van inbeslagneming nog niet had gezonden aan de bevoegde instantie, te weten de officier van justitie. Voorts was de door verzoekster ingediende klachtbrief, voor zover deze zag op de inbeslagneming van de medicijnen/geneesmiddelen, ten onrechte nog niet doorgezonden naar de bevoegde instantie. De Douane liet weten stappen te hebben genomen teneinde de bewuste stukken alsnog (ter behandeling) aan de bevoegde instantie te sturen.
Voorts was de Douane op onderdelen tekortgeschoten in het aan verzoekster verstrekken van adequate informatie. Zo was bij verzoekster ten onrechte de suggestie gewekt dat het proces-verbaal en bijbehorende kennisgeving van inbeslagneming al was gezonden naar de bevoegde officier van justitie, en was ten onrechte bij verzoekster de indruk gewekt dat de medicijnen/geneesmiddelen al waren vernietigd. Voorts was nagelaten verzoekster expliciet te wijzen op de beklagregeling zoals neergelegd in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering.
Overigens was van belang dat de Douane de oorspronkelijk door verzoekster bij haar ingediende klacht eerder al gegrond had verklaard op het punt van de informatieverstrekking middels de standaardbrief die wordt gezonden aan de geadresseerde van een postpakket waaruit goederen in beslag genomen zijn. Dit leidde tot aanpassing van de standaardbrief.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de Douane het beginsel van fair play had geschonden en het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking deels had geschonden en dat de klacht op bedoelde punten gegrond respectievelijk deels gegrond was.