Verzoeker ontvang van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) een beslissing waarmee hem een Educatieve Maatregel (EMA) werd opgelegd. Tegen deze beslissing maakte verzoeker bezwaar, gevolgd door beroep op de rechter. Na afwijzing van het bezwaarschrift riep het CBR verzoeker op om de EMA te volgen zonder de uitspraak van de rechter in beroep af te wachten.
Verzoeker klaagt erover dat het CBR bij het ten uitvoer brengen van de EMA geen rekening had gehouden met opgegeven verhinderdata en dat het CBR de rechterlijke uitspraak niet wilde afwachten.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de klacht over de verhinderdata feitelijke grondslag miste nu de oproeping niet samenviel met een dag waarop verzoeker verhinderd was.
Wat betreft de tenuitvoerlegging van de EMA terwijl nog niet door de rechter op het beroep was beslist overwoog de Nationale ombudsman dat het CBR gelet op artikel 6:16 van de Awb niet verplicht was de tenuitvoerlegging van de EMA op te schorten tijdens de bezwaar- en beroepsprocedure. Door toch de tenuitvoerlegging hangende de bezwaarprocedure op te schorten was het CBR naar het oordeel van de Nationale ombudsman voldoende aan het belang van verzoeker was tegemoetgekomen. Het belang van snelle tenuitvoerlegging bracht mee dat het CBR in redelijkheid kon besluiten met de tenuitvoerlegging niet te wachten tot de uitspraak van de rechter op het beroep. Het CBR had niet in strijd gehandeld met het redelijkheidsvereiste.
Overige klachtonderdelen:
-Toezenden correspondentie aan oud adres