2006/162

Rapport

Verzoeker werd door een politieambtenaar op heterdaad aangehouden op verdenking van brand­stichting. De meervoudige kamer van de rechtbank veroordeelde verzoeker voor dat feit. Verzoekers advocaat diende na die veroordeling namens verzoeker een klacht in bij de korpsbeheerder over het bij die aanhouding door de politieambtenaar toegepaste geweld en een gemaakte opmerking. De korps­beheerder deelde verzoekers advocaat schriftelijk mee dat de klacht niet in behandeling kon worden genomen op grond van artikel 9:8, eerste lid onder e, Awb, daar de gedraging waartegen de klacht zich richtte was behandeld en beoordeeld in de strafrechtelijke procedure.

Gezien het grote belang dat moet worden toegekend aan adequate interne klachtbehandeling stelde de Nationale ombudsman uit eigen beweging een onderzoek in naar de beslissing van de korpsbeheerder om de klacht van verzoeker niet in behandeling te nemen.

De Nationale ombudsman stelde voorop dat een bestuursorgaan verplicht is een klacht in behandeling te nemen, tenzij een van de in artikel 9:8 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde situaties van toepassing is. Hij merkte daarbij op dat uit de memorie van toelichting op artikel 9:8, eerste lid onder e, Awb valt op te maken dat het gaat om een procedure bij de burgerlijke rechter en niet om een procedure bij de strafrechter. Gelet daarop had de korpsbeheerder verzoekers klacht ten onrechte op grond van artikel 9:8, eerste lid onder e, Awb niet ontvankelijk verklaard.

Verder merkte hij op dat de verplichting tot behandeling van de klacht herleeft zodra de strafrech­telijke vervolging ten einde is en de strafrechter uitspraak heeft gedaan.

Ook merkte hij op dat een bestuursorgaan de rechtsgronden waarop een rechterlijke uitspraak is gebaseerd dient te respecteren. Afhankelijk van de vraag hoe expliciet of impliciet de strafrechter in zijn uitspraak een oordeel heeft gegeven over de beklaagde gedraging, kan het bestuursorgaan de klacht mogelijk als kennelijk ongegrond aanmerken en relatief snel en eenvoudig afhan­delen.

De Nationale ombudsman maakte uit het vonnis echter niet op dat de rechtbank een expliciet oordeel had gegeven over het door de politieambtenaar bij de aanhouding toegepaste geweld. Daar de ver­oordeling van verzoeker ook niet als een impliciet oordeel over die klacht van verzoeker kan worden gezien, oordeelde de Nationale ombudsman dat de korpsbeheerder de klacht ten onrechte niet in behandeling had genomen. Aldus had de korpsbeheerder gehandeld in strijd met het beginsel van fair play.

Verder:

- fysiek geweld van politieambtenaar

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Verzoeker tijdens aanhouding een vuistslag in gezicht gegeven en geroepen dat hij verzoeker zou doodmaken.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Utrecht

Klacht:

Onderzoek uit eigen beweging naar de wijze van klachtafhandeling: klacht niet in behandeling hebben willen nemen omdat de strafrechter al uitspraak had gedaan.

Oordeel:

Gegrond