2006/156

Rapport

Dit rapport is uitgebracht naar aanleiding van verzoeksters klacht dat het regionale politiekorps Brabant-Noord te weinig deed aan de pesterijen en bedreigingen van haar kinderen door haar buurvrouw. Verzoekster gaf aan dat zij de politie meermalen op de hoogte had gebracht van de gespannen situatie tussen haar gezin en haar buurvrouw, maar dat de politie desondanks te weinig deed op dit probleem op te lossen.

De Nationale ombudsman stelde bij de beoordeling van deze klacht voorop dat de politie de aan verzoeksters meldingen ten grondslag liggende gebeurtenissen naar redelijk inzicht niet als op zichzelf staande incidenten kon beschouwen, maar deze kon plaatsen in het licht van de onenigheden tussen verzoekster en haar buurvrouw waarvan reeds sinds langere tijd sprake was. Dat de politie herhaaldelijk trachtte door bemiddeling tot een oplossing te komen of een escalatie van het conflict te voorkomen, is dan ook niet onjuist. Bovendien kan, mede gelet op de prioriteiten die de politie moet stellen in verband met de algemeen bekende werkdruk, van de politie niet worden verwacht dat steeds op alle meldingen wordt gereageerd en was het om die reden niet onbegrijpelijk dat verzoekster onder meer is doorverwezen naar een (maatschappelijk) hulpverlener. Inschakeling van een derde om te bemiddelen bij een dergelijk burenconflict kan inderdaad een bijdrage leveren aan de oplossing van het conflict, met name wanneer - zoals in dit geval - niet te verwachten is dat de politie bij verdere bemiddelingspogingen erin zal slagen een oplossing voor het conflict te vinden. De politie (en de officier van justitie) hebben partijen dan ook terecht doorverwezen naar een dergelijke hulpverlener. Daarnaast heeft de politie, wanneer daar aanleiding toe bestond een onderzoek ingesteld waarbij betrokkenen in de gelegenheid zijn gesteld hun visie op het gebeuren te geven. Ook heeft de politie naar aanleiding van één van verzoeksters aangiften de buurvrouw als verdachte gehoord. De officier van justitie heeft vervolgens over de afhandeling van de door verzoeksters gedane aangiften beslist. Verder is gebleken dat de politie de door verzoekster gedane meldingen heeft vastgelegd. Van een tekort aan activiteit was dan ook geen sprake. Integendeel, de politie heeft gedaan wat in het algemeen van haar mocht worden verwacht. Het voortduren van de conflictsituatie kon de politie dan ook niet worden verweten.

Nu de politie in overeenstemming had gehandeld met het redelijkheidsvereiste, oordeelde de Nationale ombudsman dat de onderzochte gedraging behoorlijk was.

Instantie: Regiopolitie Brabant Noord

Klacht:

Onvoldoende actie ondernomen naar aanleiding van verzoeksters meldingen dat zij en haar kinderen hinder ondervonden van buurtbewoonster; geweigerd verzoeksters aangifte op te nemen; opgemerkt dat verzoekster tevreden was met de afloop van het klachtgesprek.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Brabant Noord

Klacht:

Geweigerd verzoeksters gemachtigde toe te laten tot klachtgesprek.

Oordeel:

Geen oordeel