2006/126

Rapport

Verzoekster, asielzoekster uit Irak, werd in het kader van haar asielverzoek nader gehoord in het bijzijn van een tolk.

Zij klaagde erover dat de tolk tijdens dat gehoor onjuist en samenvattend had vertaald. Tevens klaagde ze erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht daarover pas na ruim een jaar na indiening daarvan als klacht had herkend en in behandeling had genomen. Tenslotte klaagde ze erover dat de IND geen bandopname had gemaakt van het gehoor.

Ten aanzien van de eerste klacht overweegt de No dat de tolk de aanwezige onjuiste vertalingen tijdens het gehoor direct had gecorrigeerd en dat niet kan worden gesteld dat de tolk onjuist had vertaald. De Nationale ombudsman is voorts niet gebleken van feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de tolk samenvattend zou hebben vertaald.

Ten aanzien van de tweede klacht overweegt de No dat het buiten kijf staat dat de klachtbehandeling te lang op zich heeft laten wachten. Ten aanzien van de derde klacht overweegt de No dat er onvoldoende aanleiding is om standaard een bandopname te laten maken van een nader gehoor. In casu is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die tevoren bekend waren, op grond waarvan een bandopname geïndiceerd zou moeten zijn.

Eerste klacht: gedraging is behoorlijk; klacht niet gegrond; niet in strijd met het vereiste van profes­sionaliteit.

Tweede klacht: gedraging is niet behoorlijk; klacht gegrond; in strijd met het vereiste van voortvarend­heid.

Derde klacht: gedraging is behoorlijk; klacht niet gegrond; niet in strijd met beginsel van fair play.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Tijdens nader gehoor onjuist en samenvattend vertaald door tolk; geen bandopname van gehoor gemaakt.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Verzoeksters klacht pas na twee jaar als zodanig herkend en in behandeling genomen.

Oordeel:

Gegrond