De werkgever van verzoeker diende bij de CWI een verzoek om een ontslagvergunning in wegens bedrijfseconomische redenen. Door de CWI werden tijdens die procedure nadere vragen gesteld aan beide partijen.
Verzoeker klaagde erover dat de CWI hem een te korte termijn had gegeven om te reageren op de informatie die door de werkgever aan de CWI was verstrekt en dat de CWI zijn verzoek om schadevergoeding kennelijk niet in behandeling had genomen, omdat verzoekers klacht over bovenstaande ongegrond werd geacht.
De Nationale ombudsman overwoog dat de CWI niet juist had gehandeld door de in artikel 2:2, tweede lid, van het Ontslagbesluit genoemde termijn van tien dagen om te reageren, te bekorten zonder instemming van verzoekers gemachtigde. De CWI had daarmee gehandeld in strijd met het vereiste van rechtszekerheid, aldus de Nationale ombudsman.
Verder overwoog de Nationale ombudsman dat de CWI met het oog op een adequate informatieverstrekking al eerder aan verzoeker had moeten meedelen dat en waarom de CWI een behandeling van de schadeclaim niet aan de orde achtte. De Nationale ombudsman overwoog dat de CWI aldus had gehandeld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking.
Nu de Nationale ombudsman de aan de `afwijzing' ten grondslag liggende motivering niet juist achtte, de klacht over de termijnverkorting werd immers gegrond geacht, was er reden om op dit punt een aanbeveling te doen.
De Nationale ombudsman gaf de CWI in overweging om alsnog te reageren op verzoekers verzoek om schadevergoeding, met inachtneming van het standpunt van de Nationale ombudsman dat verzoekers klacht over het verkorten van de reactietermijn gegrond is. De CWI volgde de aanbeveling op.