2006/078

Rapport

Verzoeker, van Afghaanse nationaliteit en al enige tijd in Nederland verblijvend, diende in september 2003 bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een naturalisatieverzoek in. Daarnaast had de Visadienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de IND, een in augustus 2003 ingediend bezwaarschrift in behandeling, gericht tegen de afwijzing van een aanvraag van zijn echtgenote om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), en, nadat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard, een nieuwe, in november 2004 ingediende mvv-aanvraag. De mvv-procedures hebben beide ruim vijf maanden geduurd. De behandeling van het naturalisatieverzoek heeft ruim vijftien maanden in beslag genomen.

Verzoeker klaagde erover dat IND met betrekking tot de behandeling van zijn verzoek om naturalisatie en van de aanvraag van zijn echt­genote om een mvv het dossier van hem en zijn echt­genote niet had gescheiden, waardoor de behandeling van beide aanvragen vertraging had opgelopen.

De Nationale ombudsman onderschreef het belang van een zorgvuldige besluitvorming. Hij kon zich daarom in beginsel vinden in de door de IND vanuit dit oogpunt gekozen werkwijze bij samenloop van procedures van gezinsleden, en de daarin aangebrachte rangorde van procedures. Daarbij was echter wel van belang dat onnodige vertraging werd voorkomen. In dit geval waren er mede naar aanleiding van klachten erg veel verhuisbewegingen geweest tussen de diverse afdelingen. De No was van oordeel dat bij een wat pragmatischer aanpak de vertraging in beide procedures tot een mini­mum had kunnen worden beperkt. De IND had in verzoekers geval, door vast te houden aan de door de toen geldende werkinstructie voorgeschreven werkwijze, er echter onvoldoende voor gezorgd dat de vertragingen die zich als gevolg van de samenloop van de procedures hadden voorgedaan, tot een minimum beperkt waren gebleven. Daar­mee was het vereiste van adequate organisatorische voorzieningen onvoldoende in acht genomen.

De No heeft er dan ook met instem­ming kennis van genomen dat inmiddels een nieuwe werkinstructie Samen­loop van procedures van toepassing is, waarin het belang van onderling overleg wordt benadrukt.

Instantie: Immigratie- en Naturalisatiedienst

Klacht:

Met betrekking tot behandeling verzoekers verzoek om naturalisatie en aanvraag van zijn echtgenote om een machtiging tot voorlopig verblijf: dossier verzoeker en zijn echtgenote niet gescheiden waardoor de behandeling van beide aanvragen vertraging heeft opgelopen.

Oordeel:

Gegrond