2006/034

Rapport

Verzoekster solliciteerde naar de functie van voorzitter van het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG), maar werd door de selectiecommissie niet uitgenodigd voor een gesprek. Na de benoeming van G. tot voorzitter van het CTG klaagde verzoekster erover dat zij geen reële kans had gekregen de functie van voorzitter van het CTG te verkrijgen. Volgens verzoekster was zij niet gelijk behandeld omdat de minister anderen dan (oud)poli­tici niet in aanmerking liet komen voor de opengestelde vacature. Voorts was volgens verzoekster de advertentie voor de vacature voor onder meer de functie van voorzitter van het CTG misleidend omdat deze de suggestie wekte dat anderen dan (oud)politici een serieuze kans hadden op benoeming. Ten slotte was het volgens verzoekster niet juist dat de minister een voorgesprek heeft gehad met G. die uiteindelijk door de minister tot voorzitter is benoemd.

Volgens de minister hadden alle kandidaten voor de functie van voorzitter van het CTG dezelfde procedure doorlopen en waren zij daarin gelijk behandeld. Voortswas volgens de minister de advertentie niet misleidend geweest. Ten slotte was volgens de minister de keuze voor G. zeker niet ingegeven door enige voor­opgezetheid of door enige belofte die de minister aan G. zou hebben gedaan. De minister had G. in een gesprek alleen maar gewezen op de vacature van voorzitter van het CTG. De minister nam het standpunt in dat het niet relevant is geweest voor het verloop van de sollicitatieprocedure dat G. heeft gesolliciteerd na een gesprek vooraf met de minister.

Uit de benoeming van G. in de functie van voorzitter van het CTG volgde naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet dat de minister verzoekster in strijd met het gelijkheidbeginsel had behandeld. In zoverre was de onderzochte gedraging behoorlijk. Ook was naar het oordeel van de Nationale ombudsman de advertentietekst niet misleidend en had het bestuursorgaan in dezen dan ook niet gehan­deld in strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. In zoverre was de onderzochte gedraging behoorlijk. Verder was niet gebleken dat de minister invloed had uitgeoefend op de selectie van de kandidaten voor de functie van voorzitter van het CTG. Echter, nu de minister degene is die de voorzitter van het CTG benoemt, had hij om alle schijn van partijdigheid te vermijden zich moeten onthouden van een gesprek met één beoogde kandidaat. Dit zou anders kunnen zijn wanneer was gebleken dat de minister meer in potentie geschikte personen had benaderd of gesproken. Door toch met G een voorgesprek te houden en hem daarin te wijzen op de openstaande vacature, had de minister onvoldoende de schijn van partijdigheid vermeden. Daarmee had de minister gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid. In zoverre was de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

Gelet op het grote belang van het aanzien van functies als hier aan de orde bij een breed publiek, zag de Nationale ombudsman aanleiding om de minister-president een aanbeveling te doen ter versterking van benoemingsprocedures als hier aan de orde. De Nationale ombudsman beval de minister-president aan om gedragsregels op te stellen voor de selectie en benoeming bij belangrijke publieke functies. Zo'n gedragscode moet volgens de ombudsman ook openbaar zijn.

Instantie: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

Verzoekster geen reële kans kans geboden toen zij solliciteerde op de functie van voorzitter van het CTG: minister had voorgesprek met één van de andere kandidaten die uiteindelijk ook benoemd is;.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Klacht:

Misleidende advertentietekst; in procedure niet gelijk behandeld.

Oordeel:

Niet gegrond