De Belastingdienst maakte voor verzoeker bestemde bedragen over op een onjuist rekeningnummer, dat verzoeker zelf had aangegeven op het aangiftebiljet. De Belastingdienst verzocht de rekeninghouder tot tweemaal toe schriftelijk terug te betalen; de Belastingdienst gaf daarbij aan zonodig nadere (juridische) stappen te zullen ondernemen.
Verzoeker klaagde er over dat de Belastingdienst, ondanks de bedoelde mededelingen, geen nadere actie had genomen ten aanzien van de desbetreffende rekeninghouder.
De Belastingdienst wees erop dat de brieven van 18 februari en 7 april 2004, waarin de mededelingen aan de rekeninghouder waren gedaan, pas op 16 juni 2004 in kopie aan verzoeker waren verstrekt en dat op dat moment al aan verzoeker was meegedeeld dat geen nadere actie zou worden genomen. Verzoeker ontkende dat de Belastingdienst had laten weten dat verder niets zou worden gedaan. Het was echter vast beleid van de Belastingdienst betrokkene op de hoogte te brengen. Voorts was het onwaarschijnlijk dat de Belastingdienst de brieven van 18 februari en 7 april 2004 zonder enige toelichting in kopie aan verzoeker had verstrekt. Tevens had de Belastingdienst al in een brief van 12 augustus 2004 ernaar verwezen dat verzoeker in juni al was meegedeeld dat bevrijdend was betaald.
De Nationale ombudsman achtte de lezing van de Belastingdienst aannemelijk. Wat betreft het nemen van verdere actie kon er dan ook geen sprake zijn van gerechtvaardigde verwachtingen van verzoeker, die door de Belastingdienst moesten worden gehonoreerd. De Nationale ombudsman achtte de klacht niet gegrond.