2006/006

Rapport

Verzoeker was gezakt voor het examen rijinstructeur omdat de examinator het onderdeel Voertuig- en verkeersbeheersing gemotiveerd onvoldoende beoordeelde. Tegen het besluit van de examinator stelde verzoekers rechtsbijstandverzekeraar administratief beroep in bij de Commissie van beroep. De Commissie van Beroep besloot het besluit van de examinator in stand te laten. Naar het oordeel van de Commissie van beroep had verzoeker in zijn beroepschrift en tijdens de hoorzitting niet overtuigend aangetoond dat de waardering en de beslissing van de examinator onjuist zouden zijn.

Verzoeker klaagde erover dat de Commissie van beroep zijn administratief beroep onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. In reactie op de klacht nam de Commissie van beroep het standpunt in dat een algemeen gestelde motivering in de uitspraak van 11 mei 2004 volstond. Bedoelde uitspraak moest worden gezien als een samenvattend oordeel met betrekking tot hetgeen van de zijde van verzoeker naar voren was gebracht ten aanzien van een aantal situaties die zich tijdens het examen had voorgedaan.

De Nationale ombudsman overwoog dat de Commissie van beroep in haar uitspraak geen inzicht had gegeven in het toetsingskader dat zij had gehanteerd en in de wijze waarop zij aan dat toetsingskader had getoetst. Wel kon de Nationale ombudsman zich vinden in het standpunt dat de Commissie van beroep in het kader van het onderzoek had ingenomen dat de Commissie van beroep slechts beoordeelt of de examinator in redelijkheid een goede beslissing heeft genomen. De Commissie van beroep had deze toelichting bij het door haar gehanteerde toetsingskader echter moeten opnemen in de motivering van haar uitspraak op het beroep van verzoeker. Tevens had zij daarin moeten aangeven waarom de toetsing aan dit toetsingskader leidde tot haar uitspraak. Door dit na te laten had de Commissie van beroep gehandeld in strijd met het motiveringsvereiste.

Overigens betekende dit niet dat de Nationale ombudsman van oordeel was dat de beslissing van de Commissie van beroep om het beroepschrift van verzoeker ongegrond te verklaren een onjuiste was. De examinator had in dit geval in zijn besluit gemotiveerd aangegeven waarom hij het examen onvoldoende beoordeelde. Ook had de examinator in reactie op het beroepschrift van verzoeker gemotiveerd zijn standpunt ingenomen. Op grond hiervan was de Nationale ombudsman van oordeel dat de examinator in redelijkheid tot zijn beslissing kon komen dat verzoeker voor zijn examen was gezakt.

Instantie: Commissie van beroep ingevolge artikel 3 van de Wet rijonderricht motorrijtuigen

Klacht:

Administratief beroep tegen beslissing van het Innovam Branchekwalificatie Instituut over het examen rij-instructeur van verzoeker, onvoldoende gemotiveerd afgewezen.

Oordeel:

Gegrond