Verzoeker, vader van Z., en voormalig partner van moeder Y, deed in 2000 een melding bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), omdat hij bezorgd was over Z.. Hierdoor werkte Y niet meer mee aan de omgangsregeling. Op 15 december 2000 vroeg verzoeker de rechter om een gezagswijziging.
De kantonrechter te Tiel verzocht de Raad voor de Kinderbescherming, directie Oost, te Zutphen (verder: Raad), hierop om advies uit te brengen over de vraag of een nader onderzoek naar aanleiding van het vermoeden van verzoeker dat Z seksueel zou zijn misbruikt, is geïndiceerd en zo ja, welke instantie een dergelijk onderzoek zou kunnen doen en aan welke voorwaarden een dergelijk onderzoek zou moeten voldoen. De kantonrechter voegde bij zijn brief van 7 februari 2001 het verzoekschrift van verzoeker en het verweerschrift van mevrouw Y. Bij het verweerschrift van mevrouw Y was het dossier van het AMK gevoegd.
Verzoeker klaagde erover dat de Raad de bevindingen van het AMK niet of onvoldoende had betrokken bij zijn advies, waarin de rechter ten aanzien van de omgangsregeling van het kind van verzoeker werd geadviseerd. Verzoeker is van mening dat de Raad de bevindingen van het AMK tijdens de gehéle periode van raadsbemoeienis niet had gebruikt.
De Nationale ombudsman overwoog dat tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman kwam vast te staan dat bij de adviesaanvraag van de rechter aan de Raad ook het dossier van het AMK was gevoegd. Verder bleek dat raadsonderzoeker K. deze stukken tijdens het onderzoek in het geheel niet had bestudeerd, omdat hij van mening was dat hij de essentie van de problematiek directer en beter uit een gesprek met de ouders haalde dan uit schriftelijke informatie die door partijen was ingebracht.
Hoewel het aan de Raad is om in beginsel te bepalen welke informatie hij in het kader van een onderzoek van belang acht, was de Nationale ombudsman van oordeel dat een verzoek van een rechter om advies inzake een gezagswijziging/omgangsregeling als essentiële informatie kon worden gezien voor eventueel onderzoek. Nu bij het verzoek van de rechter het AMK-rapport was gevoegd, had deze informatie als relevant voor het onderzoek moeten worden aangemerkt. De Raad kon daarom niet in redelijkheid besluiten om de bevindingen van het AMK niet bij zijn onderzoek en het advies te betrekken.
De Raad had hiermee het vereiste van actieve en adequate informatiewerving geschonden. De Nationale ombudsman achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
Gevolgen die de directeur van de Raad heeft verbonden aan de gedeeltelijke gegrondverklaring van verzoekers klachten door de Klachtencommissie en de informatiedossier aan verzoeker.