Verzoekers bezwaarschrift met betrekking tot de verlaging van zijn Wao-uitkering was op 7 januari 2004 bij het UWV binnengekomen. Bijna anderhalf jaar later, op 16 juni 2005, nam het UWV een beslissing. De oorzaken: pas na een hoorzitting op 18 augustus 2004 concludeerde de medische deskundige van het UWV dat een extern medisch advies nodig was en dat advies werd eerst op 30 mei 2005 uitgebracht.
Verzoeker klaagde over het uitblijven van de beslissing op zijn bezwaarschrift, waarbij hij erop wees, dat het UWV zijn klacht al gegrond had geacht en de zaak na ontvangst van het rapport van de expertisearts met voorrang zou behandelen.
Ingevolge de artikel 87d Wao bedraagt de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing in een situatie als deze 21 weken. Het is aan een bestuursorgaan om de organisatie en werkwijze zo in te richten dar besluiten worden genomen binnen de termijn die de wetgever nog redelijk heeft geacht. In dit geval is het UWV pas toegekomen aan een medische beoordeling nadat die termijn al was verstreken. Ook was het UWV ermee bekend dat de wachttijd bij de extern adviseur vijf tot zes maandenwas. Een efficiënte bedrijfsvoering brengt mee, dat bij de planning met dergelijke omstandigheden rekening wordt gehouden. Uit niets was gebleken dat het UWV zich had ingespannen om binnen de wettelijke termijn een beslissing te nemen. De klacht was dan ook gegrond wegens schending van het vereiste van voortvarendheid. Overigens was het niet juist dat het UWV concludeerde dat een opschorting van de beslistermijn verzoekers stilzwijgende instemming had, omdat hij niet had gereageerd op een verzoek van die strekking. Alleen een nadrukkelijke blijk van instemming maakt duidelijk dat de betrokkene beseft welke de gevolgen zijn en welke belangen daarmee zijn gemoeid.